Halverwege de overtocht begint de man die tegenover ons zit opeens driftig naar het water te wijzen. Wat heeft hij gespot? Een grote vis, misschien? Een dolfijn? ‘Restaurant is there,’ zegt hij luid. Blijkbaar heeft hij begrepen waar wij naartoe willen. We kijken heel geïnteresseerd waarnaar hij wijst, durven niet te zeggen dat we allang weten waar het restaurant te vinden is. We vragen hoe laat de laatste veerboot teruggaat. ‘O,’ zegt de man luchtig, ‘na middernacht pas.’
Een ritje met tram 28 is een toeristische attractie. Vandaag willen we een groot deel van de stad verkennen met dat vervoermiddel. Na het ontbijt laten we ons door ‘de 28’ naar het ten westen van het stadscentrum gelegen Estrela park brengen. Daar stappen we uit voor een wandeling door het groen, waarna we de weg oversteken en de basiliek bezoeken.
We zijn in een sneltreinvaart verliefd geworden en hebben vervolgens het tempo hoog gehouden. Nog geen twee maanden na onze eerste date verbleven we al een midweek op Ameland. En we denderden op hoge snelheid door, benieuwd naar elkaar, naar onze levens en dierbaren. En nu snel ik met hem per metro door Lissabon. Ik kijk naar hem, hij glimlacht naar me en pakt mijn hand.
Tijdens de autorit naar het noorden is het grijs en miezert het zo nu en dan. Niet echt het perfecte weer voor een citytrip, maar mijn dochter en ik laten ons humeur er niet door bederven. Eenmaal in Groningen maakt het grijs plaats voor witte wolken tegen een felblauwe hemel. We passeren een schoenenwinkel en gaan er naar binnen, omdat ik goede schoenen nodig heb voor de citytrip die ik binnenkort met mijn vriend ga maken. Comfortabele schoenen vinden is voor mij geen eenvoudige opgave, omdat ik aan beide voeten een bunion (of hallux valgus) heb, een lelijke maar vooral pijnlijke vergroeiing. Ik pas een paar Skechers en die zitten meteen goed. De bovenkant is van rekbare stof: ideaal vanwege de knobbels aan de binnenkanten van mijn voeten.
‘E-chopper huren?’ staat op een bord langs de weg die van de haven naar het dorp voert. Ik denk: bestaan er tegenwoordig ook al elektrische helikopters? En wie zou die nu willen huren? Nadat we ons in ons huisje geïnstalleerd hebben, rijden we naar de supermarkt. We bespreken of we morgen fietsen zullen gaan huren, net op het moment dat we het bord van daarstraks weer passeren. ‘Kijk,’ zegt mijn lief, ‘daar heb je al een fietsverhuurder.’ Mijn hersenen beginnen op volle toeren te draaien. Fietsverhuurder? Elektrische helikopters verhuren ze daar toch? En dan begin ik onbedaarlijk te lachen om mijn vergissing: een e-chopper is een soort elektrisch aangedreven bromfiets, besef ik opeens. Hij moet net zo hard lachen als ik, nadat ik hem deelgenoot heb gemaakt van mijn brain fart.
Niet iedereen kan zeggen dat hij Paleispark Het Loo als zijn achtertuin kan beschouwen. Hij wel. En hij laat me graag zien hoe prachtig het hier is. We wandelen over een zo goed als verlaten bospad en passeren een bescheiden roedel edelherten. Een ervan houdt ons nauwlettend in de gaten. Met zijn grote, donkere ogen onder een imposant gewei volgt hij onze bewegingen, ook als we even blijven staan om hem te bewonderen. Maar wanneer blijkt dat wij vooral in elkaars ogen verdrinken, verliest hij zijn belangstelling.
“En jij zei: Hoi, ik ben ‘m dan, die man die jij niet in één couplet vatten kan …”
Gaandeweg ben ik de tel kwijtgeraakt. Ik heb gedatet met een wandelaar die me in marstempo zijn omgeving liet zien, met een leugenaar die me helemaal naar de kust liet rijden, met een zonderling die me culinair in de watten legde, met een praatjesmaker die me een grote bek gaf. Daten werd een langdurig, leerzaam en soms pijnlijk proces dat me regelmatig de moed in de schoenen liet zinken. Toch weigerde ik alle hoop op te geven. Misschien heb ik aldoor geweten dat ik jou zou vinden. En jij mij.
Op de website van het Dickensfestijn heb ik gelezen dat de wachttijd kan oplopen tot anderhalf uur. Maar aan het begin van de Keizerstraat lijkt het mee te vallen met de drukte. Halverwege blijkt echter een onafzienbare rij mensen te staan. Lijdzaam sluiten we aan. We hoeven maar 350 meter te overbruggen naar het startpunt van de Dickensroute en de rij beweegt zich redelijk gestaag voorwaarts. ‘Het zal vast meevallen,’ zeg ik tegen mijn vriendin. Maar na enkele tientallen meters komt de rij tot stilstand.
Hij is breed en sterk. En brandweerman. En 51. Schrijft ie in zijn profiel. En dat hij Formule 1 en voetbal kijkt en graag luistert naar muziek die evenmin bij mijn smaak past. Toegegeven: hij heeft een bijzonder mooie kop, maar ik knap af op zijn profieltekst. Die laveert continu tussen machogedrag en taalfouten. Snel swipe ik zijn profiel naar links. Niks voor mij, ondanks die kop.
‘Baas is daar!’ zegt de eerste man die ik aanspreek. De volgende herhaalt min of meer exact die boodschap. Nummer drie dan, is hij de baas? Ook deze knul is het niet. En ook hij wijst naar een punt verderop in de straat. Daar wordt niet gegraven en zie ik niemand die de chef van deze ploeg zou kunnen zijn. Maar dan valt mijn oog op het mobiele toiletgebouwtje. De deur ervan vliegt open en er tuimelt een kogelrond mannetje naar buiten. ‘Baas?’ vraagt hij. Ik knik, waarna hij lacht: ‘Ik ben niet baas. Ik ben voorman.’ Hij lijkt er zo van onder de indruk dat ik hem wil spreken, dat hij vergeet de deur van de DIXI dicht te doen.