Als je ruim drie weken naar Zuid-Afrika gaat en een heel uitgebreid reisdagboek bijhoudt, kom je al snel op een reisverhaal van meer dan 7000 woorden. Beetje (te) veel en daarom heb ik me voor dit reisverhaal beperkt tot de hoogtepunten.
De eerste walvis
Kaapstad, 10 juli 2008. We zijn op een rode dubbeldekkerbus gestapt die ons naar de Tafelberg brengt. Die gaat tot onze teleurstelling schuil achter een dik wolkenpak. Zelfs de kabelbaan is niet te zien. De buschauffeur adviseert ons dan ook, lekker in de bus te blijven zitten. Die rijdt over de kustweg naar het Two Oceans Aquarium. Plotseling stokt mijn adem. In de verte, op zee, zie ik iets groots, iets grijs. ‘Een walvis?’ vraag ik hoopvol aan mijn dochter die over veel betere ogen beschikt dan ik. ‘Nope. Gewoon een rotseilandje, mam,’ zegt zij nuchter. Teleurgesteld laat ik de camera weer zakken.
Nadat we een bezoek hebben gebracht aan het indrukwekkende aquarium, merk ik op dat ik nog niet echt de Afrikaanse sfeer te pakken heb. Zonder de Tafelberg zou dit eigenlijk een willekeurige grote stad overal ter wereld kunnen zijn. Pas als we op een terras in de zon plaatsnemen en er een stuk of tien mannen prachtig beginnen te zingen en dansen, krijg ik de Afrikaanse sfeer te pakken. ‘We zijn in Zuid-Afrika,’ glunder ik tegen mijn dochter die net zo intens van de sfeer lijkt te genieten als ik.
Bavianen en dassies
Via een mooie route bereiken we de Kaap. Bij een rotsstrandje mogen we even de bus uit. Tja, iedereen wil natuurlijk op de foto achter het bordje ‘Cape of Good Hope’. Zodra dat gebeurd is, brengt de bus ons naar de landtong waar de Indische en de Atlantische oceaan elkaar ontmoeten. Voor we uit de bus stappen waarschuwt onze reisleidster voor de agressieve bavianen. We mogen absoluut niets te eten meenemen buiten de bus. Onderweg naar de vuurtoren zit een paar bavianen elkaar verveeld te vlooien. Van agressie merken we helemaal niets.
Op een nabijgelegen strandje picknicken we met de hele groep en kunnen de kinderen even rondrennen en op de rotsen klimmen. Na de lunch rijden we naar Boulder’s Beach om de grote kolonie Afrikaanse pinguïns te bekijken. Een soort grote marmot scharrelt op het strand rond. Het blijkt een klipdas te zijn, een slurfloos beestje dat verwant is aan de olifant.
Pinfraude
Onderweg naar Warmwaterberg, een farm in de Kleine Karoo doen we Stellenbosch aan. Omdat ik zo goed als blut ben, besluiten Charlotte en ik eerst maar eens een geldautomaat te gaan zoeken. Een bank hebben we al snel gevonden, maar de geldautomaat werkt niet. Een – zo op het eerste oog – keurige mijnheer biedt ons zijn hulp aan en staat, voor ik er erg in heb, met mijn pinpas in zijn handen. Snel trek ik het pasje uit zijn handen en gaan we ervandoor. Pas driehonderd meter verderop krijg ik de bibbers en vraag ik me af waar ik de moed vandaan haalde. Uiteindelijk slagen we erin een werkende automaat zonder behulpzame heren te vinden.
Na ons bezoek aan Stellenbosch stappen we weer in de bus. Het landschap is adembenemend mooi. In de verte zien we besneeuwde berghellingen. In de loop van de middag stoppen we even, zodat we de benen kunnen strekken. Er kan naar een uitkijkpunt geklommen worden. Ondanks mijn hoogtevrees besluit ik mee naar boven te gaan. Pas bij het allerlaatste stukje haak ik af en hobbel ik zo voorzichtig mogelijk terug naar de ‘begane grond’. Tien minuten later is ook Charlotte weer beneden. ‘Je had mee moeten gaan mam, het was echt mooi daar boven!’ Tjonge, heb ik mijn angst overwonnen en heeft zij daar niet eens wat van gemerkt!
Koud in Warmwaterberg
Het plaatsje Warmwaterberg heet niet voor niets zo. Uit de kraan komt alleen warm (bron)water. Nou ja: warm? Enigszins lauw is een betere omschrijving. Dat is fijn op een hete zomerdag, maar bijna niet te doen bij slechts vijf graden boven nul. Luid gillend neem ik een ultrakorte douche; nu ben ik in ieder geval goed wakker!
Nadat we een lange wandeling hebben gemaakt, komen we terug bij het hotel. Zin in een duik in het warmwaterbad hebben we niet, in een ritje door de ruige natuur wel. In een rammelende legertruck gaan we op weg. De chauffeur laat ons trots zijn land zien. En dat is groot. En veel. En dor…… Maar ook prachtig! Het schemert al als we terug zijn bij het hotel, dus frissen we ons op voor het diner en duiken vroeg ons ijskoude mandje in. We plukken nog snel een extra dekbed van een van de andere bedden. Dat scheelt aanmerkelijk! Dat we daar niet eerder op gekomen zijn.
Minicheeta’s
Vandaag zijn we in Oudtshoorn, de hoofdstad van de volstruis (struisvogel). We gaan naar de Cango Wildlife Ranch. Voor wie dat leuk vindt en ouder is dan 12 jaar staat er een bezoek aan het verblijf van de jonge jachtluipaarden te wachten. Charlotte is gek op alle katachtigen, maar de cheeta is haar absolute favoriet en zij kan dan ook niet wachten om met zo’n kleintje op de foto te gaan. Na de fotosessie moet ik flink moeite doen om haar weer mee te krijgen; ze kan maar geen afscheid nemen van deze wolbolletjes.
Na het bezoek aan de Ranch gaan we met een klein groepje inkopen doen, want voor vanavond staat een braai gepland. Met tassen vol zijn we anderhalf uur later weer bij het hotel, waar we meteen beginnen met de voorbereidingen. De dames hebben besloten dat barbecueën mannenwerk is, dus werken zij zich in het zweet, terwijl wij genieten van al het lekkers dat ze voor onze neuzen zetten. Onze gids maakt een specialiteit: toebrooikes, op de braai bereide tosti’s. Ze zijn erg lekker! De kou verhindert lang natafelen, maar dat mag de pret niet drukken.
Stalagmieten en stalactieten
Op onze tweede dag in Oudtshoorn staat een bezoek aan de Cango Caves op het programma. Dat begint prachtig, in grote, hoge zalen met de mooiste druipsteenformaties. Allengs worden de gangen smaller en lager. Op sommige stukken moeten we gebukt lopen en dan komen we aan bij het laatste deel van de route: een enorm smalle en steile trap leidt naar een labyrint van gangetjes. Aangezien iedereen uiteindelijk weer terug zal komen bij de trap, besluit ik om van deelname aan dit laatste stuk af te zien en onderaan de trap op de groep te wachten.
Eenzaam zit ik in de benauwde vochtigheid te wachten op de terugkeer van de groep. Aanvankelijk hoor ik nog geroep en gelach boven mijn hoofd, maar al snel sterven alle stemmen weg en hoor ik nog slechts het gestage druppelen van water en het suizen van mijn oren. Na een kwartier slaat de paniek enigszins toe. Ik hoor nog steeds niets en af en toe flikkert de spaarzame verlichting. Ik moet er niet aan denken dat het licht uitvalt. Ik heb geen zaklamp bij me! Eindelijk hoor ik in de verte dan toch stemmen die snel dichterbij komen.
Charlotte heeft een lelijke plek op haar kin. Ze heeft vastgezeten tussen een stalagmiet en een stalactiet en ze blijkt niet de enige die zich bezeerd heeft. Stiekem ben ik blij dat ik onder aan de trap gewacht heb.
En natuurlijk bezoeken we aan het eind van de dag een van de vele struisvogelfarms in de streek.
Slapen in een rondavel
Op woensdag 16 juli zitten we al vroeg in de bus voor de rit naar Addo. We lunchen aan het strand van Jeffrey’s Bay. Daarna maken we een lange strandwandeling. We vinden veel mooie schelpen en maken prachtige foto’s en dan is het alweer tijd om de bus in te gaan. Pas na zonsondergang bereiken we de Zuurberg Mountain Inn. We worden er met een drankje welkom geheten en slapen hier in een zogenaamde rondavel, een ronde hut met een rieten dak. Hoewel het woord hut iets heel sobers doet vermoeden, blijkt dit een luxe onderkomen te zijn. Vooral de badkamer is een plaatje en het heeft wel iets heel aparts om tussen ronde muren en onder een rieten dak te slapen. Een kleine, verrijdbare radiator zorgt voor extra comfort, want ’s nachts is het ook hier behoorlijk koud!
Koedoepoep spugen
Vanmorgen kunnen we het rustig aan doen en daarom verkennen we uitgebreid het terrein van ons onderkomen. Na de lunch gaan we, verdeeld over twee jeeps, het Addo Elephant Park verkennen. Onze eerste echte gamedrive! Drie volwassen olifanten met twee kleintjes steken vlak voor onze jeep de weg over. Het is prachtig om te zien hoe voorzichtig die enorme kolossen met hun baby’s omspringen.
Speciaal voor de kinderen organiseert onze ranger een wedstrijdje koedoepoep spugen. Dat schijnt in Namibië een populair tijdverdrijf te zijn. Overigens wel met een stevige borrel achter de kiezen en dát hebben de kinderen natuurlijk niet. Wouter en Robin weten hun keutel een behoorlijk eindje weg te spugen. Charlotte doet alsof ze die van haar kwijt is, want zeg nou zelf: een dame spuugt toch geen poep!
Ontmoeting met een cheeta
Het is vrijdag 18 juli en we verlaten onze Mountain Inn, uitgezwaaid door het personeel.
http://www.youtube.com/watch?v=ToL6Ec8k-WY
We maken een tussenstop bij een boerderij waar cheeta’s worden gefokt in een poging een bijdrage te leveren aan het voortbestaan van deze prachtige dieren. We beginnen onze rondleiding bij twee jonge jachtluipaarden. Wat zijn ze speels! Ik zit op mijn hurken om ze goed te kunnen fotograferen als eentje het om mijn heupen geknoopte vest ontdekt. Voorpootjes, tanden, alles wordt uitgeprobeerd om het vest te bemachtigen. Hoewel het een vasthoudend typetje is, lukt het hem toch niet om mij het vest te ontfutselen. Helaas merk ik later dat een koordje wel in het cheetaverblijf is achtergebleven! Nog nagenietend lopen we naar het verblijf van een volwassen cheeta. Deze is erg tam, want hij heeft in een speelfilm gespeeld. Wie durft, mag met de eigenaar het verblijf in om hem te aaien. Wat een aparte ervaring om een roofdier zo dicht te kunnen benaderen.
We moeten weer verder en rijden voor een lunchstop naar het aquarium in Port Elizabeth. Vrij laat op de avond arriveren we in het Forest Lake Hotel in Plettenberg. Het ligt nogal afgelegen en onze chauffeur rijdt een paar keer verkeerd. Maar als we dan toch gearriveerd zijn, vergapen we ons aan de luxe van dit prachtige hotel. Er is vanavond geen kok aanwezig, maar onze magen zijn het daar natuurlijk niet mee eens. Daarom worden er voor de hele groep pizza’s gehaald in de stad. Lekker! We genieten ervan op de veranda, bij kaarslicht, op deze uitzonderlijk warme Zuid-Afrikaanse winteravond.
Good luck
Als het je lukt om een steentje door het gat in de Big Arch te gooien, schijn je een leven lang geluk te hebben. Charlotte en ik doen een paar goedbedoelde pogingen. Geen van onze steentjes komt zelfs maar in de buurt. Kenny, eigenaar van ons hotel, gooit twee steentjes tegelijk. Allebei raak. ‘Good luck for the two of you,’ meldt hij daarna grijnzend.
Na een lange wandeling is het tijd voor surfles. In groepjes van vijf mogen de kinderen (en een aantal volwassenen) het water in. Ik kijk toe hoe Charlotte keer op keer onvermoeibaar naar een golf toe peddelt en probeert op haar plank te gaan staan. Hoewel dit haar eerste surfervaring is, is ze er beter in dan de meeste volwassenen.
Hand-in-slurf
In het Elephant Sanctuary worden olifanten opgevangen die, om wat voor reden dan ook, niet meer in de vrije natuur kunnen leven. Er wordt ons van alles verteld over de Afrikaanse olifant. We mogen de dieren fruit voeren, een ritje op hun rug maken en een stukje hand-in-slurf met ze lopen. Het is vooral dat laatste waar ik zeer van onder de indruk ben. De adem van een olifant in je hand voelen: onvergetelijk.
We gaan lunchen in het in de buurt gelegen ‘Birds of Eden’ en vermaken ons uitstekend met de papegaaien en parkieten die proberen suikerzakjes en andere etenswaren te stelen. Een felgroene dwergpapegaai is uitermate geïnteresseerd in de camera van onze gids en steekt voortdurend zijn kop in de telelens.
Aan het eind van de middag racen we nog even door Monkeyland. Zoals de naam al doet vermoeden is hier alles aapjes wat de klok slaat. Alleen de vervet monkeys zijn inheems. Verder zien we doodshoofdaapjes, kapucijnaapjes, verschillende soorten lemuren, een brilaap en een gibbon. De hekken om het park zijn niet zozeer bedoeld om de apen binnen te houden, maar om de bavianen buiten te houden. Die schijnen namelijk dol te zijn op kleine aapjes!
In een bezemkast
De dagen lijken steeds sneller voorbij te vliegen. Ons bezoek aan Plettenberg zit er alweer op. Onze volgende bestemming is Malgas, slechts te bereiken via een lange, onverharde weg. Bij aankomst is de bagage, die in een trailer achter de bus wordt vervoerd, zo stoffig, dat alles met bezems moet worden bewerkt. De contrasten qua accommodaties blijken enorm, tijdens deze reis. Onze hotelkamer blijkt hier echt een soort veredelde bezemkast. De deur kan niet eens helemaal open, omdat een van de twee bedden in de weg staat. We gooien onze ontstofte rugzakken naast de bedden en gaan snel weer naar buiten voor een wandelingetje. De hond van het hotel sjokt de hele weg met ons mee. We nemen even een kijkje bij het befaamde trekpontje over de Breede Rivier. Het zou de enige nog in gebruik zijnde pont in heel Zuid-Afrika moeten zijn, maar wij vinden dat het pontje er niet erg bruikbaar uitziet.
Cruisen
Dinsdag 22 juli. Vanuit Malgas gaan we met de bus naar het De Hoop Nature Reserve. We zien een paar bontebokken en een groot aantal blauwe kraanvogels. We rijden naar Koppie Alleen, een rustplaats aan het strand. Vanaf het strand hebben we uitzicht op de Indische Oceaan, waarin enorm veel walvissen zwemmen. Het is zo goed als onmogelijk om ze op de foto te krijgen, dus daarom bergen we onze camera’s al snel op en genieten puur van het schouwspel.
Weer terug bij het hotel staat een riviercruise op het programma. Terwijl de zon ondergaat, varen we over de Breede Rivier. Onder het genot van een wijntje raken we zo aan de praat, dat we voor we het weten alweer terug zijn bij de aanlegplaats bij het hotel.
Na het diner is het feest, omdat we morgen afscheid nemen van onze gids en onze chauffeur. Zij gaan weer met een nieuwe groep op pad en wij vliegen naar het Kruger Park voor het tweede deel van onze reis.
Ballonnen en armoede
Onze laatste dag in het zuiden is aangebroken. In onderling overleg besluiten we een bezoek te brengen aan een township. We gaan naar een kindertehuis in Somerset West, waar we welkom worden geheten door Gabriëlla, een jonge Nederlandse vrouw die hier sinds twee jaar woont en werkt. Zij geeft ons een rondleiding. Alle kinderen zijn buiten, op de speelplaats. Een van onze reisgenoten heeft een enorme hoeveelheid ballonnen meegebracht uit Nederland. We blazen ze op, delen ze uit en genieten van die paar momenten van blijdschap die we de kinderen op die manier bezorgen.
Gabriëlla stapt bij ons in de bus en laat ons een gedeelte van de township zien. Ontstellend, wat een armoede! We stoppen even en mogen in het bescheiden huisje van een oudere dame kijken. Zij heeft het goed, zegt ze, maar naar onze begrippen is dit een wel erg schamel onderkomen. Zodra we Gabriëlla weer hebben afgezet bij het kindertehuis rijden wij verder; onder de indruk van wat we zojuist gezien en gehoord hebben.
Op een bergpas, met uitzicht op de stad Strand, eten we een broodje en kopen we wat souvenirs. In de loop van de middag arriveren we in het St. Georges Hotel in Kaapstad. We frissen ons wat op en gaan dan naar de Green Market Square. Ook hier slaan we de nodige souvenirs in en daarna zoeken we een terrasje op. Met een gedeelte van de groep gaan we dineren in het Africa Café. We worden getrakteerd op hapjes uit allerlei Afrikaanse landen. Qua sfeer een aankleding is het hier helemaal geweldig. Het eten is ‘anders’ maar heel lekker. Per taxi gaan we weer terug naar het hotel. Jammer dat je hier ’s avonds niet even een stukje kunt lopen.
Macaber schouwspel
We zijn van Kaapstad naar Nelspruit gevlogen en brengen de laatste dagen van onze reis door in het Kruger Park. Meteen na aankomst gaan we al op pad voor onze eerste gamedrive. We zien een paar koedoes en een witte neushoorn, zebra’s en impala’s en rijden daarna naar een restcamp voor het diner. Het heeft iets magisch om onder de sterren, midden in de jungle, te dineren. Ergens op het terrein schijnt een hyena rond te lopen en we horen in de verte leeuwen brullen.
Na het diner, het is inmiddels helemaal donker, gaan we weer op weg. We zien niet zo gek veel dieren meer. Maar dan, plotseling, duiken er vijf jonge leeuwen voor onze jeep op. Ze lopen rustig over het pad te kuieren en zijn volgens onze gids op jacht. De leeuwen lopen wel een minuut of tien rustig voor ons uit – vreemd genoeg blijven ze voortdurend het pad volgen. Maar plotseling verspreiden ze zich. De motoren van de beide jeeps worden uitgezet zodat onze gidsen goed kunnen horen wat er gebeurt. En opeens rijden we weer. Niet keurig over het pad, maar dwars door het struikgewas. Dan worden we getrakteerd op een schouwspel dat niemand van ons snel zal vergeten. De leeuwen hebben een impala te pakken! Het enige wat we horen is het gekraak van botten en het scheuren van vlees en wat we zien is macaber en fascinerend tegelijk. De leeuwen lijken helemaal in een roes te verkeren, met hun koppen vol met bloed. Dit zijn geen schattige katjes, maar gevaarlijke roofdieren, besef ik opnieuw.
Wandelen en rijden
Een ruige ranger, Frans, brengt ons met zijn jeep de jungle in. Bij het uitstappen krijgen we instructies over hoe we ons dienen te gedragen in het wild. Niet praten, in een rij achter elkaar lopen en geen gaten in de rij laten vallen. Dan gaan we op weg. Frans en zijn assistent hebben allebei een geladen geweer bij zich. Hij verzekert ons dat hij nog nooit heeft hoeven schieten tijdens een bushwalk, dus ik vertrouw er maar op dat dit nu ook niet zal hoeven. Frans vertelt honderduit over uitwerpselen, sporen, geluiden en vogels terwijl wij door droge rivierbeddingen en olifantengras achter hem aan banjeren. De tijd vliegt en we maken even een korte stop om onze ‘kospakjes’ (ontbijtpakketjes) te verorberen. En dan lopen we in ganzenpas en sneltreinvaart terug naar de jeep, want de rest van de groep wacht op ons bij de ingang van het Kruger Park. Tijd voor een gamedrive.
Vanuit onze jeep zien we in de verte zien een paar giraffen en kort daarna een kudde nijlpaarden, die je met gemak voor rotsblokken had kunnen verslijten, neushoorns, heel veel antilopen, de nodige olifanten en veel vogels. Na de lunch hebben we geluk: er steken vijf giraffen de weg over en nog keurig om de beurt ook. Als je de eerste niet op de foto hebt kunnen krijgen, probeer je het gewoon met de volgende. Je zou bijna denken dat ze zo getraind zijn!
Chipsdieven
We verblijven midden in het Kruger Park, in een fijn huisje, met buitenkeuken. Vandaag hebben we een rustdag en we zitten op ons terras onze reisdagboeken bij te werken. We lachen ontzettend om een brutale aap, die bij een naburig huisje etenswaren van de tafel steelt. Impala’s grazen op het gazon voor onze deur.
Rond lunchtijd lopen we op ons gemak naar het restaurant waar we een broodje eten. In de loop van de middag, als we weer op het terras voor ons huisje zitten, zegt Charlotte dat ze zin heeft in chips. ‘Nou,’ zeg ik ‘pak maar hoor, er ligt genoeg in het keukenkastje.’ ‘Waar dan?’ wil ze weten. Op een paar flessen frisdrank en wijn na, is het keukenkastje helemaal leeg. Geen koekjes, geen chips, geen brood meer. Gestolen door de apen, beseffen we plotseling.
Aan het eind van de dag doen we nog een nightdrive. Het Is erg koud in de jeep en we zien maar weinig wild. De gids doet erg zijn best voor ons en dat wordt aan het eind toch nog beloond met een enorme troep leeuwen. Ik geloof dat we er twaalf hebben geteld. Als Charlotte in bed ligt, zit ik nog even op het terras. Het is stil om me heen. Het enige geluid komt van de kudde impala’s die voor mijn neus het gras kortwieken. Wat een prachtige beesten zijn het toch….. en wat een prachtige manier om het bezoek aan het Kruger Park af te sluiten.
Blyde en Treur
Ons verblijf in het Kruger Park zit erop. De bus brengt ons, via een prachtige route, eerst naar ‘God’s Window’, vanwaar je letterlijk neerkijkt op de wereld. Het uitzicht is magnifiek. Verder gaan we, naar de ‘Potholes’, kolkgaten die door de rivieren de Blyde en de Treur in de rotsen zijn uitgesleten. En tot slot brengen we een bezoek aan ‘De Drie Rondavels’, rotsformaties die lijken op de typische, ronde hutten die je overal in Zuid-Afrika tegenkomt.
Twee nachten in de gevangenis
De laatste etappe: de rit naar Pretoria, staat op het programma. Onderweg doen we lunchinkopen in een plaats, waar ik struikel over een putdeksel. Een gapende wond in mijn scheenbeen is het resultaat. Ben ik blij dat ik het zo zorgvuldig samengestelde ehbo-pakket niet helemaal voor niets heb meegenomen!
We vervolgen de reis langs een lange weg met aan weerszijden daarvan kolenmijnen. Treurige, deprimerende leegte alom. Bovendien staat er om de paar kilometer een waarschuwingsbord. Niet stoppen! Gevaar om te worden overvallen! We rijden Pretoria binnen via de noordkant. De huizen en straten zien er welvarend uit, maar de sfeer is grimmig. Overal omheiningen, prikkeldraad, waakhonden en hekken. Ons hotel heeft de lieflijke naam ‘Jakaranda Lodge’, maar doet ons meteen aan een gevangenis denken. Om op het terrein te komen moet je een dubbele poort door. Er zitten tralies voor de ramen en traliehekken voor de toegangsdeuren van de appartementen. Ondanks de comfortabel ingerichte vertrekken, voelt het alsof we twee nachten in de gevangenis door moeten brengen.
Happy birthday
Omdat we pas laat in de avond naar Amsterdam vliegen, gaan we op deze laatste dag nog een tweetal bezoeken afleggen. We beginnen bij het Voortrekkermonument in Pretoria. Interessant om te zien hoe de pioniers hier vele eeuwen geleden moesten zien te overleven. Aan het begin van de middag rijden we naar het Apartheidsmuseum in Johannesburg. Ook dit museum maakt indruk, zij het op een totaal andere manier. En ik vind het ontzettend jammer dat er geen tijd is om alles in dit museum te bekijken.
We eindigen vandaag op een terras op het Nelson Mandela Plaza in Johannesburg. Hij is tijdens onze vakantie 90 jaar geworden, dus heffen we het glas op zijn gezondheid. En op deze prachtige reis, waarop we zo ontzettend veel indrukken hebben opgedaan, veel hebben geleerd en vooral ook veel hebben genoten.
De onwaarschijnlijk mooie natuur, het vele wild waarmee we oog in oog gestaan hebben en de vriendelijke mensen hebben een onuitwisbare indruk op ons gemaakt. Maar het is vooral dat kleine meisje in het roze dat ons met haar stralende glimlach inpakte, dat deze reis voor ons zo bijzonder gemaakt heeft.