Een reisverslag in columns
Met open armen
Vanochtend ben ik wakker geworden in het huis waar mijn dochter sinds begin deze maand met haar vriend woont, ruim 1.000 kilometer van de plaats waar ze exact 29 jaar geleden ter wereld kwam. Speciaal voor haar verjaardag zijn mijn lief en ik naar het midden van Ierland afgereisd. Gisteren zijn we in Dublin geland en hebben we een bezoek gebracht aan de Boyne Valley, voordat we hierheen kwamen. Wij logeren twee nachten in het huis van Charlotte en Eoghan, zij bij zijn vader die even verderop woont. Ze heeft me laten weten dat ze eraan komen en ik storm de deur uit. Stralend komen ze me even later tegemoet. Ik zing haar toe met een stem die onderweg struikelt over de emoties die me overspoelen. Snel neem ik haar in mijn armen, dankbaar dat ik haar vandaag dicht bij me heb.
Na de koffie willen Charlotte en Eoghan ons graag het bos bij een kasteel in de buurt laten zien. Al wandelend ontdekken we op tal van bomen zogenaamde fairy doors. En Eoghan laat ons daslook ruiken, een plantje dat hier in overvloed groeit. We nemen ook een kijkje bij het kasteel, dat privébezit is en vrijwel nooit geopend voor publiek. Daarna rijden we door naar Birr Castle, waar we uren door de tuinen dwalen. We lunchen bij Woodfield, even buiten Birr en gaan later in de middag terug naar waar we vandaan gekomen zijn.
Dan breekt een langverwacht moment aan: eindelijk ga ik Eoghans familie ontmoeten. Zijn vader staat ons buiten op te wachten, de armen gespreid. Zonder gêne omhels ik hem en we spreken beiden uit hoe fijn het is dat we elkaar nu live kunnen zien, bijna zes jaar nadat zijn zoon en mijn dochter een relatie met elkaar kregen. Binnen wacht de rest van de familie en weer volgt een hartverwarmende ontmoeting, nu met Eoghans broer en schoonzus en hun kinderen en zijn zus en zwager die ons vol trots hun prachtige pasgeboren dochtertje tonen. Tijdens het koffiedrinken kan ik met eigen ogen vaststellen hoe welkom mijn dochter in deze familie is, hoe thuis ze zich hier voelt en hoe gelukkig ze is. Dat wist ik natuurlijk al wel, maar het maakt het feit dat ik haar straks maandenlang moet missen iets makkelijker te verteren.
De volgende ochtend staan we nog even voor haar huis te praten met Charlotte. Wij reizen zo dadelijk verder Ierland in. Ik pak haar nog maar eens stevig vast, zeg nog maar eens dat ik van haar houd en dan verman ik me: we gaan! Ik zwaai nog als we al lang linksaf geslagen zijn en uit haar blikveld verdwenen. Het is maar goed dat mijn lief rijdt, want het afscheid vertaalt zich in een troebele blik die pas weer helder wordt als we al kilometers verwijderd zijn van mijn kind.