Categorie archieven: COLUMNS

Een heel bed voor de kop

Nadat de adviseur van de seniorenbeddenwinkel  het hele assortiment van ‘ons bedrijf’ heeft besproken en aan de hand van een flitsende folder heeft laten zien, rondt hij zijn inleidende praatje af en begint hij over ‘onze bedden’. Ik onderbreek hem met de opmerking dat mijn moeder een nieuwe matras nodig heeft, niet een heel bed en dat ik dat ook uitdrukkelijk heb vermeld bij het aanvragen van dit adviesgesprek. ‘Haar bed en lattenbodem zijn nog prima,’ voeg ik eraan toe. ‘Lattenbodems,’ zegt hij, een beetje vies kijkend, ‘hebben we niet. Wij maken bóxspringbedden op maat.’

Lees verder Een heel bed voor de kop

Twee krakelingen

In afwachting van de oplevering van ons nieuwbouwhuis woonden mijn dochter en ik vijfien jaar geleden in een seniorenappartement in het centrum van Velp. Naast ons woonde een 88-jarige die heel trots was op haar leeftijd en geen gelegenheid voorbij liet gaan om te melden dat ze ’twee dubbele krakelingen oud’ was. Ik vond het zeer aandoenlijk en had het hart niet om haar te zeggen dat ’twee dubbele’ zou betekenen dat ze 176 jaar oud was. Of 32, het is maar hoe je rekent.

Lees verder Twee krakelingen

De vrouw die ik niet wilde zijn

Deze column wil al heel lang geschreven worden. Tientallen keren maakte ik een begin. Hem afmaken kon, nee durfde ik niet, bang voor wie er zwart op wit tevoorschijn zou komen: de vrouw die ik niet wilde zijn. Vandaag begon ik opnieuw. Omdat ik er klaar voor ben en hem nu eindelijk zonder angst kan schrijven.

Lees verder De vrouw die ik niet wilde zijn

Haastige spoed

Na het eten wandelen mijn dochter en ik nog even naar de supermarkt. Zij heeft nog ingrediënten nodig voor de muffins die ze als ‘welkom-thuis-traktatie’ voor haar vriend wil maken en ik ben tot de conclusie gekomen dat ik nog welgeteld één rol wc-papier in huis heb. We lopen niet snel; het is zelfs nu, acht uur ’s avonds, nog bloedheet. Op de heenweg keuvelen we wat over haar aanstaande verhuizing. Zij en haar vriend hebben een ander appartement weten te bemachtigen. Pure noodzaak, omdat het wonen op hun oude stek plotseling veranderde van niet zo comfortabel naar een enorme uitdaging.

In de supermarkt is het aangenaam koel, dus blijven we er wat langer hangen dan strikt noodzakelijk is. Met ieder een uitgevouwen opvouwbaar boodschappentasje aan de hand wandelen we na een minuut of twintig op ons gemak naar buiten. De hitte valt als een deken over ons heen. We zijn nog geen honderd meter gevorderd, of we horen iemand achter ons heel hard roepen: ‘Sorry!’ Wij kletsen rustig verder, als de betreffende mevrouw herhaalt: ‘Sórry!’ Tegelijkertijd kijken we om. Een graatmager type in hemdje en korte broek is ons tot op enkele meters genaderd en haalt ons dan puffend en hijgend in. Blijkbaar maken we niet genoeg ruimte voor haar sportieve uitbarsting, want ze holt rakelings langs mijn dochter en schreeuwt in het voorbijgaan: ‘Jézus, jóngens!’

Totaal verbouwereerd kijken we haar na, ons nog niet echt bewust van wat er zojuist gebeurde. Van verbazing zijn we stil blijven staan. Mevrouw verdwijnt al rennend uit het zicht. Vrijwel tegelijkertijd herhalen we haar ‘Jézus, jóngens!’ en schieten dan in de lach. Van wielrenners zijn we dit ‘ik-moet-erlangs-gedrag’ met bijbehorend geroep wel gewend, maar nog nooit had ik een aanvaring met een fietsloze sporter. De stoep in een winkelstraat is ook niet echt de uitgelezen plek voor extreme sportiviteit, lijkt mij. En dat in die hitte!

Plotseling moet ik ontzettend nodig plassen. ‘Kom, snel doorlopen,’ maan ik mijn dochter. Zij schudt haar hoofd: het is veel te warm om snel te lopen. ‘Ik knap zo meteen,’ voeg ik eraan toe. En omdat ze mij langer kent dan vandaag, begrijpt ze dat het me menens is. Sneller dan me, gezien de warmte, lief is, lopen we naar huis. Voor ons loopt een man achter een rollator zijn hondje uit te laten. Snel gaat dat niet, maar ik heb niet de geringste behoefte iets van ‘Jézus, man!’ naar hem te roepen en rakelings langs hem te scheren. In plaats daarvan groet ik hem vriendelijk in het voorbijgaan.

Thuis snel ik naar de wc. Pas als ik daar aangekomen ben, besef ik dat het wandelingetje-met-bijna-brokken me niet eens heeft opgeleverd waar het om begonnen was. Gelukkig heb ik nog één onaangebroken rol.

Net de Achterhoek

‘Ah,’ roept mijn oudste zus verrast, ‘jullie gaan naar Denemarken! Wat leuk, het is er net de Achterhoek.’ Charlotte en ik kijken elkaar aan. Lang geleden verliet ik mijn geboortegrond, maar we komen nog zeer regelmatig in de Achterhoek, omdat mijn moeder er woont. Het is er mooi, hoor, maar bij vakantie denk ik aan mij onbekende streken, verrassende landschappen en te ontdekken plaatsen. En om nu een heel eind te gaan rijden om zo ongeveer hetzelfde te zien als in de streek die ik ken als mijn broekzak … nee.

Lees verder Net de Achterhoek

Gedenkwaardig, bijzonder, mooi én hilarisch

Ik heb een nachtje bij mijn moeder gelogeerd en tegen half acht komt ze zingend de logeerkamer binnen. Dat bezorgt me een brok in de keel. Hoe bijzonder en mooi is het dat ik voor het eerst in … even rekenen … zo’n kleine dertig jaar op mijn verjaardag wakker word bij mijn moeder thuis? We ontbijten samen en zij blijft herhalen hoe fijn ze het vindt dat ik uitgerekend vannacht bij haar ben blijven slapen. En ik blijf antwoorden dat ik er ook van geniet.

Lees verder Gedenkwaardig, bijzonder, mooi én hilarisch

València – de banden vol met wind

‘We gaan drie uur fietsen,’ zegt Derk, de gids, en de moed zakt me in de schoenen. Lang geleden ging ik van maandag tot en met vrijdag in weer en wind op mijn fiets – zonder versnellingen en met terugtraprem – naar school. Twintig minuten heen, twintig terug. Op een Hemelvaartsdag besloot ik met een vriendin een tocht van 100 kilometer te maken. Dauwtrappen twee punt nul. We kónden niet meer en ik heb nog dagenlang spier- en zadelpijn gehad. Zulke enorme fietstochten heb ik daarna niet meer ondernomen. Sterker nog: tegenwoordig fiets ik nog maar weinig; ik loop liever.

Lees verder València – de banden vol met wind

Onder de indruk

Hoewel het nog even duurt voor het begint, besluit ik toch alvast een plek te zoeken. Op de voorste rij stoelen, precies tussen de twee lage bankjes in. Zo kan ik straks moeiteloos opstaan en zonder over een bankje te struikelen mijn ding doen. Maar terwijl ik in de richting van de felbegeerde zitplaats loop, komt er een echtpaar aan. Zij gaat op ‘mijn’ stoel zitten, hij op die ernaast. Seconden later blijf ik bij hen staan. ‘Zou u een stoel willen opschuiven?’ vraag ik vriendelijk.

Lees verder Onder de indruk

In mezelf

‘Heb je verdriet?’ vraagt mijn vriendin, nadat ik haar verteld heb dat ik verga van de rugpijn. ‘Hoezo?’ wil ik weten. ‘Omdat de onderrug energetisch staat voor verdriet,’ antwoordt ze. Ach nee, ik ben helemaal niet verdrietig, denk ik, maar al snel besef ik dat ik dat wél ben. En ik weet ook waarom.

Lees verder In mezelf

Geluk in het spel

Eigenlijk heb ik dat nooit: geluk in het spel. Talloze kaart- en bordspelletjes heb ik al gespeeld, maar als winnaar kwam ik vrijwel nooit uit de bus. Nu scheelt het misschien dat ik vaak spelletjes speelde met mijn dochter, die mij op tienjarige leeftijd al ingewikkelde spelregels wist uit te leggen. Hoe vaak zij mij met een potje ‘Catan’ heeft ingemaakt? Ik ben de tel kwijtgeraakt. Met enige regelmaat koop ik een Staatslot, maar ook daarin heb ik bijna nooit geluk: meer dan een paar tientjes won ik nooit.  ‘Gelukkig in het spel, ongelukkig in de liefde,’ luidt het spreekwoord. Als het omgekeerde ook geldt, zou ik gelukkig moeten zijn in de liefde. Toch?

Lees verder Geluk in het spel