‘Baas is daar!’ zegt de eerste man die ik aanspreek. De volgende herhaalt min of meer exact die boodschap. Nummer drie dan, is hij de baas? Ook deze knul is het niet. En ook hij wijst naar een punt verderop in de straat. Daar wordt niet gegraven en zie ik niemand die de chef van deze ploeg zou kunnen zijn. Maar dan valt mijn oog op het mobiele toiletgebouwtje. De deur ervan vliegt open en er tuimelt een kogelrond mannetje naar buiten. ‘Baas?’ vraagt hij. Ik knik, waarna hij lacht: ‘Ik ben niet baas. Ik ben voorman.’ Hij lijkt er zo van onder de indruk dat ik hem wil spreken, dat hij vergeet de deur van de DIXI dicht te doen.
Lees verder ‘Deze huis?’