We zijn op de bank gaan zitten. Niet dicht bij elkaar, zoals gebruikelijk, maar hij in de ene hoek en ik in de andere. Na zijn ‘we moeten praten’ is de sfeer omgeslagen. Nors kijkt hij naar me; alsof ik hem iets heb aangedaan. ‘Nou …’ begin ik, ‘waarover wilde je het hebben?’ Zijn blik verzacht iets, waarna hij zegt dat het misschien beter is dat ik een tijdje in een vakantiehuisje ga wonen. ‘Hoezo?’ vlieg ik op. ‘Vanwege dat briefje, dat dreigement,’ zegt hij gedecideerd. Ik begrijp er niets van. Hoezo ben ik in gevaar, terwijl ik niet eens weet wie Jan is? Jos gaat verder: ‘Ik denk dat je beter tijdelijk ergens anders kunt gaan wonen. Ik heb vanmiddag al een vakantiehuisje gevonden. Je kunt alleen Biko niet meenemen.’ Mijn ogen vallen bijna uit hun kassen. ‘Ben je helemaal gek geworden?’ breng ik uit. ‘Geen haar op mijn hoofd die eraan denkt om dit huis te verlaten, laat staan zonder mijn hond!’ Jos’ gezicht loopt rood aan. En dan begint hij tegen me te schreeuwen dat ik niet zo eigengereid moet zijn, dat ik hem moet vertrouwen, dat hij niet kan instaan voor mijn veiligheid. ‘En als je hier blijft, dan … dan …’ besluit hij. ‘Dan wát?’ spuug ik uit. Hij geeft geen antwoord en we kijken elkaar een tijdlang boos aan, in absolute stilte.
Lees verder Staalblauw – deel 4 →