Onderweg naar ons laatste overnachtingsadres rijden we over de besneeuwde Splügenpas. We halen herinneringen op aan de tocht langs de door Carlotta aangeraden route: via Greve in Chianti naar Panzano en Volpaia, over de onverharde weg vol kiezels van Volpaia naar Lamole. Zowel Cinque Terre als Toscane heeft ons hart veroverd, maar we hebben ook genoten in Salò aan het Gardameer, waar we de afgelopen twee nachten verbleven.
De boerderij van Carlotta in Santa Cristina a Pancole ligt aan het eind van een onverharde weg. Zodra we de auto parkeren, beginnen haar honden te blaffen. Carlotta staat vandaag met haar producten (onder meer olijfolie en wijn) op de markt in Florence, heeft ze ons laten weten. Haar moeder heet ons daarom welkom. Zodra we ons geïnstalleerd hebben in het gastenverblijf, gaan we met een drankje en wat lekkers naar het terras. De ondergaande zon doopt de glooiende wijn- en olijfgaarden in zacht terracotta en trakteert ons op een uitzicht om van te dromen.
Na drie dagen in prachtig Cinque Terre te hebben doorgebracht, zijn we nu onderweg naar ons volgende logeeradres. Eerst brengen we een bezoek aan Lucca. We dwalen door de straten van deze oude stad en lunchen op het beroemde ovale plein (dat ooit een Romeins amfitheater was). Nadat ik een hap van mijn spaghetti genomen heb, ontvang ik een berichtje op mijn telefoon. Concetta, de beheerder van de accommodatie in Barberino Val d’Elsa laat weten dat ons appartement klaar is voor ons bezoek en schrijft dat de deur open is en de sleutel binnen op tafel ligt.
Natuurlijk hebben we foto’s gezien van het uitzicht, maar we zijn met stomheid geslagen als Laura, de eigenares van het huisje dat we gehuurd hebben, ons meeneemt naar een bankje in de enorme tuin met olijf- en citroenbomen. We hebben zicht op de grillige, bergachtige kustlijn. ‘Kijk,’ zegt ze trots, ‘vanaf hier kun je alle dorpen zien die samen Cinque Terre vormen.’ Wij raken niet uitgekeken. En als later blijkt dat het huisje nogal eenvoudig is, kan ons dat niet deren. Een betere plek, hier zo boven Monterosso al Mare, hadden we ons niet kunnen wensen.
In València ontdekte ik hoe fijn fietsen is en nam ik me voor thuis vaker op de fiets te stappen. Wat ik vervolgens niet deed. In februari huurden mijn vriend en ik op Ameland elektrische fietsen en was ik al na een halfuurtje trappen om: ik ging een e-bike aanschaffen. Toen bleek dat mijn werkgever me een fietsplan kon aanbieden, twijfelde ik niet langer en exact een maand na ons heerlijke Ameland-avontuur kon ik mijn pauwblauwe e-bike ophalen.
‘Ah,’ roept mijn oudste zus verrast, ‘jullie gaan naar Denemarken! Wat leuk, het is er net de Achterhoek.’ Charlotte en ik kijken elkaar aan. Lang geleden verliet ik mijn geboortegrond, maar we komen nog zeer regelmatig in de Achterhoek, omdat mijn moeder er woont. Het is er mooi, hoor, maar bij vakantie denk ik aan mij onbekende streken, verrassende landschappen en te ontdekken plaatsen. En om nu een heel eind te gaan rijden om zo ongeveer hetzelfde te zien als in de streek die ik ken als mijn broekzak … nee.
‘We gaan drie uur fietsen,’ zegt Derk, de gids, en de moed zakt me in de schoenen. Lang geleden ging ik van maandag tot en met vrijdag in weer en wind op mijn fiets – zonder versnellingen en met terugtraprem – naar school. Twintig minuten heen, twintig terug. Op een Hemelvaartsdag besloot ik met een vriendin een tocht van 100 kilometer te maken. Dauwtrappen twee punt nul. We kónden niet meer en ik heb nog dagenlang spier- en zadelpijn gehad. Zulke enorme fietstochten heb ik daarna niet meer ondernomen. Sterker nog: tegenwoordig fiets ik nog maar weinig; ik loop liever.
Voor het eerst in 35 jaar ga ik alleen op (mini)vakantie. Ik moet heel eerlijk bekennen dat ik er een beetje tegenop zie. Ik zou eigenlijk gaan zeilen, maar de zeilschool waar ik voor het eerste weekend van september een arrangement geboekt had, heeft laten weten geen zeilinstructeur beschikbaar te hebben. Omdat ik er echt even uit wil, liefst naar zee, heb ik een tweetal overnachtingen in een wellness-hotel op Texel geboekt.
Een hobby is het nog steeds niet, dat vliegen. Ik beschouw het maar als een noodzakelijk kwaad. In de slurf naar het vliegtuig moeten we wachten. Ik kijk door een van de raampjes naar buiten en zie een man voorbijkomen met een krik. Hij loopt ermee naar de neus van het toestel en vervangt daar – zo te zien vrolijk fluitend – het neuswiel. Ik besluit niet langer te kijken, word er alleen nog maar nerveuzer van. ‘Komt goed, mam,’ fluistert mijn dochter me toe. Zij heeft totaal geen last van vliegangst, dus zij heeft makkelijk praten.
‘Het regent,’ constateer ik op dinsdagmorgen nuchter. ‘Maar even wachten tot het wat droger wordt.’ Mijn dochter vindt dat we best kunnen vertrekken; voorlopig lijkt het nog niet droog te worden. Lees verder In het water→