September 2020
Eric botste ruim een kwart eeuw geleden tegen me aan in de supermarkt. Ik viel eerst letterlijk en, nadat ik in zijn prachtige, staalblauwe ogen gekeken had, ook figuurlijk. Hij hielp me overeind, vroeg bezorgd of ik me bezeerd had. Ik schudde alleen maar mijn hoofd, van schrik én van geluk niet in staat een woord uit te brengen. Hij bood aan me mee uit eten te nemen, ‘om het goed te maken’ en ik zei alleen maar: ‘Oké.’ Na dat etentje volgden nog vele dates. We gingen al snel samenwonen en zijn twee jaar daarna getrouwd. Ons huwelijk heeft bijna twintig jaar geduurd. Na zijn overlijden in augustus 2015 heb ik lange tijd niet meer opengestaan voor een nieuwe relatie. Eric was mijn alles, onvervangbaar.
Ik ben blijven wonen in het oude huis bij de rivier, dat Eric en ik helemaal naar onze smaak opgeknapt hebben. Mijn buren wonen honderden meters verderop. Nu ik vanwege de coronacrisis vooral thuis aan het werk ben, gaan er dagen voorbij dat ik niemand zie. Omdat ik prettig gezelschap nu meer dan ooit mis en ik me eindelijk heb neergelegd bij het feit dat ik zonder Eric verder moet, heb ik een paar weken geleden besloten me in te schrijven op een datingsite. Ik trek er voornamelijk (veel) jongere mannen aan die niet willen geloven dat ik echt 49 ben. Je ziet er véél jonger uit! schreef er een. Een ander vond mij ‘een sexy mama’. Hoewel ik dat misschien als een compliment had kunnen opvatten, stak die opmerking mij vooral. Moeder ben ik tot mijn spijt niet geworden en daar hebben Eric en ik het lang heel moeilijk mee gehad.
Na enkele weken vruchteloos scrollen door het enorme aanbod aan profielen stuitte ik op dat van Jos. Het waren zijn ogen – van hetzelfde staalblauw als die van Eric – die een onweerstaanbare aantrekkingskracht op me uitoefenden. Ik las dat hij dol was op Italiaans eten en in een opwelling stuurde ik hem een ultrakort bericht: Pizza of pasta? Hij reageerde meteen: Lasagne! Het toeval wilde dat ik dat net aan het maken was, dus schreef ik hem dat. Ik moest lachen om zijn: Hoe laat gaan we aan tafel? En ik antwoordde: Over een half uurtje. Dat ging hij niet redden, schreef hij terug. Ik reageerde tot mijn eigen verbazing met: Red je volgende week zaterdag om 19.00 uur wél? Zijn antwoord: Jazeker!
Nu verspreidt de oven een heerlijke geur van tomaten, oregano en mozzarella. Heel veel trek heb ik eerlijk gezegd niet. Ik ben bloednerveus! Wanneer heb ik voor het laatst een date gehad? De gedachte aan het eerste etentje met Eric sluipt op kousenvoeten mijn hoofd binnen. Heel even sta ik mezelf toe me mee te laten voeren op mijn gevoel voor hem, maar dan schud ik resoluut mijn hoofd. Jos heeft geen enkele kans als ik hem bij voorbaat langs de ‘Eric-meetlat’ leg.
Veel weet ik nog niet over Jos. Hij heeft het erg druk met zijn eigen bedrijf en me niet veel meer verteld dan dat hij vorig jaar gescheiden is, dat hij ambtenaar is geweest en nu iets in de IT doet. Natuurlijk heb ik hem gegoogeld. Dat leverde één zoekresultaat op: een bijna leeg Facebookprofiel met een afbeelding van Beethoven als profielfoto. Nul vrienden, nul berichten. De website van zijn IT-bedrijf vond ik ook, maar daar trof ik geen persoonlijke informatie aan en niet meer dan een contactformulier en een mij onbekend 06-nummer. Ik besloot er niets achter te zoeken: sommige mensen zijn nu eenmaal niet te vinden op internet.
Om even voor zevenen hoor ik een auto het erf op rijden. Biko loopt voor me uit naar de voordeur, kwispelend als altijd. Ik grijp hem bij zijn halsband voordat ik de deur opendoe. Jos is uit een blauwe Ford gestapt en komt naar me toe. Op een paar meter afstand blijft hij staan en zegt: ‘Hoi. Ehm … wat gek dit. Een hand mag niet, laat staan drie zoenen of een knuffel. Elleboogstootje dan maar?’ Ik knik en giechel als een tiener. Na onze coronaproof begroeting draai ik me om en loop ik naar de keuken. ‘Kon je het makkelijk vinden?’ vraag ik omdat ik niets zinnigs kan bedenken. ‘Ja hoor,’ antwoordt hij, ‘maar je woont hier wel erg afgelegen. Ben je nooit bang?’ Verbaasd kijk ik hem aan en zeg: ‘Nooit! Bovendien past Biko goed op me.’ Die draait onvermoeibaar kwispelend om Jos’ benen. ‘Als iemand iets kwaads in de zin heeft, heb je aan dit knuffelbeest helemaal niks,’ merkt Jos op, terwijl hij afkeurend naar Biko kijkt. Iets in de toon waarop hij dat zegt bezorgt me koude rillingen.
Haha die regel van ‘Hoi Ehm …’ Hoe heet je ook alweer? Denk ik daarbij. 😉
Toch wel nieuwsgierig hoe het verder verloopt in huize Romp.
Haha, Peter. Dit verhaal is pure fictie en gaat niet over huize Romp 😉