In de nieuwe theatershow van Popkoor Akkoord (in november te zien in het Arnhemse Posttheater) draait alles om heldendom. Dat is waarschijnlijk de reden dat ik tegenwoordig een meer dan gemiddelde belangstelling heb voor heldendaden. Wanneer ik lees dat iemand langs de snelweg gestopt is om twee kinderen uit een brandende auto te bevrijden, vraag ik me af wat ik zou doen. Ik weet het antwoord wel: waarschijnlijk niets.
Toen mijn dochter een peuter was, heb ik een cursus kinder-EHBO gevolgd. Ik slaagde met vlag en wimpel en met het knagende besef dat als er écht iets serieus aan de hand zou zijn met mijn kind, ik niet zou weten wat te doen. Er treedt bij mij in geval van (dreigend) menselijk leed een bijzonder akelig mechanisme in werking: ik bevries. Zo zakte er lang geleden iemand voor mijn ogen in elkaar op straat. Van alle kanten stroomden er mensen toe, om de arme man te helpen. Gelukkig maar, want aan mij had hij niets. Mijn akelige mechanisme was ogenblikkelijk in werking getreden.
Vandaag rijden mijn dochter en ik op de A18. Het heeft gesneeuwd, maar de weg is schoon. Enkele honderden meters voor ons rijdt een bestelbus. Vlak voor de afslag Wehl gaat de bestuurder vól in de remmen. De bus schiet van de vluchtstrook de besneeuwde berm in en glijdt daar verder. De bestuurder remt niet meer, alsof hij van schrik vergeten is hoe dat moet. ‘Wat is die van plan?’ vraagt mijn dochter en voordat ik kan antwoorden dat ik geen idee heb, ramt de bus het grote, blauwe bord in de berm. Het breekt doormidden, waardoor de onderste plaatsnaam wordt gereduceerd tot ‘Doetinch’. Net voorbij het geruïneerde bord komt de bestelbus tot stilstand. Seconden later passeren we de onheilsplek. De bus is behoorlijk beschadigd, maar de bestuurder zit rechtop, verdwaasd voor zich uit te kijken. De auto voor ons rijdt opeens veel minder hard, dus laat ik abrupt het gaspedaal los. Ondertussen probeer ik ook nog te bedenken wat ik zal doen. Maar het bevriezingsmechanisme is alweer in werking getreden. Gewoon rustig doorrijden, is het enige advies dat mijn brein produceert.
En dat is dus wat ik doe, terwijl mijn dochter me vanaf de passagiersstoel verbaasd aankijkt. ‘Ik dacht dat je ging stoppen,’ zegt ze en ik haal wat ongemakkelijk mijn schouders op. Pas bij de afslag die ik moet hebben, enkele kilometers verderop, ontdooi ik weer een beetje. ‘Wat had ik kunnen doen?’ vraag ik. ‘Even checken of die man oké was?’ oppert zij en ik kijk haar aan. ‘Je hebt gelijk,’ zeg ik, ‘maar ik schrok zo van wat er gebeurde, dat ik niet meer helder kon nadenken. Bovendien ging die auto voor me opeens langzamer rijden en moest ik me daarop concentreren.’ Ik voel me schuldig. Ik had toch op zijn minst even kunnen controleren hoe het met de bestuurder ging, kunnen vragen of hij medische hulp nodig had?
Gelukkig lees ik een dag later dat de onfortuinlijke chauffeur met de schrik vrijgekomen is. Dat neemt niet weg dat ik me een held op sokken blijf voelen. Ben ik dan onder elke omstandigheid een bangerik, een wegkijker, een nietsdoener? Nee, dat geloof ik niet. Zo vond ik laatst bij het verlaten van de flat waar een vriendin woont, een portemonnee op de stoep bij de centrale ingang. Die heb ik, na behoorlijk wat speurwerk mijnerzijds, zo snel mogelijk bij de rechtmatige eigenares teruggebracht. ‘ U bent een held!’ zei ze. En hoewel de zenuwen me wel parten spelen, durf ik toch op een podium een lied te zingen voor een zaal vol publiek. Ook best heldhaftig, vind ik zelf. De belangen van mijn dochter bewaak ik al jarenlang met een felheid waar ik zelf soms van schrik. Maar de échte heldendaden zijn voor mij niet weggelegd. En dat maakt, dat ik alleen nog maar meer waardering heb voor de mensen die zonder te bevriezen, na te denken of bang te zijn een ander te hulp schieten.