Op zoek naar verkoeling zijn we het bos in gefietst. We strijken voor de lunch neer op het terras van Woodz. Aan de tafel naast ons zit iets wat in eerste instantie op een gezin lijkt: een donkerharige, niet onaantrekkelijke man met bruine ogen en een opvallend hoedje, een wat slonzige blondine in een korte flodderbroek en versleten T-shirt en een jammerend knulletje van een jaar of anderhalf, net zo blond als zijn moeder. Blondine probeert wat te eten en ondertussen het kind tot bedaren te brengen. Hoedje eet rustig door, af en toe een blik werpend op zijn tafelgenote en de dreumes.
Lees verder Twee dates-plus-kindTag archieven: kind
Over de grens
Zevenenhalf jaar geleden schreef ik ‘Over de grens’, een kort verhaal. Omdat het de afgelopen tijd niet van schrijven gekomen is en ik graag weer eens van me wilde laten horen (lees: lezen), heb ik besloten dit verhaal wat af te stoffen en opnieuw te publiceren.
Lees verder Over de grensEen tijdelijke staat van complete ontroostbaarheid
Al zolang ik me kan herinneren, kan ik in haar ogen lezen wat ze voelt, denkt, eigenlijk wil zeggen. En die bevestigen me hoe serieus haar zojuist uitgesproken woorden zijn. Ik heb het zien aankomen, maar me ervoor afgesloten, omdat ik wist hoe erg ik erdoor geraakt zou worden. Ik zou willen dat ik kon zeggen: ‘Het is goed meisje, ga maar,’ maar in plaats daarvan kom ik met een laf ‘uhuh’. Ik ben de weg kwijt en niet zo’n beetje ook. Emigreren. Het woord dendert door mijn hoofd als een onheilspellende mantra die van geen wijken wil weten. Ik haat die negen letters intens. En mezelf een beetje, omdat ik zo radeloos ben, zo niet de moeder die ik zou willen zijn.
Lees verder Een tijdelijke staat van complete ontroostbaarheidGenieten van reservetijd
‘Binnenkort wil ik toch wel het huis uit, mam,’ zegt ze voorzichtig en ik zoek even naar woorden. Het is niet meer dan logisch dat ze dat wil. En natuurlijk had ik het al zien aankomen. Stukje bij beetje heeft ze zich de afgelopen jaren losgemaakt van mij. Zoals het hoort. Zoals het moet. Zoals ook ik me losmaakte van mijn ouderlijk huis, mijn eigen weg kiezend. Waar ik dat op mijn achttiende deed, is zij al bijna eenentwintig. Strikt genomen is mij dus al veel extra reservetijd met haar gegund.
Lees verder Genieten van reservetijd
De zing van jou?
Zijn blik schiet van onze dochter, via zijn vrouw naar mij. ‘De zing van jou?’ vraagt hij en ik voel hoe voor de zoveelste keer vanmiddag een klein stukje van mijn hart afbreekt.
‘Je ziet niks aan hem, hoor,’ had zijn vrouw mij verzekerd, maar ik zie van alles. Dat hij veel ouder geworden is sinds de laatste keer dat ik hem zag, verbaast me niet. Het is zijn mimiek die me van mijn stuk brengt. Zijn lach is niet meer die van voorheen. Onecht, bijna, hoewel onopzettelijk. Het lijkt alsof iemand onzichtbare touwtjes achter de huid van zijn gezicht heeft aangebracht, die bijna constant worden strakgetrokken en op de verkeerde momenten gevierd. Telkens denk ik dat hij in huilen zal uitbarsten, totdat ik besef dat zijn merkwaardige gezichtsuitdrukkingen horen bij wie hij na zijn herseninfarct is geworden.
De correcte (en van tijd tot tijd verkeerde) woorden die in zijn brein rondtollen, weten de weg naar buiten nauwelijks te vinden. Maar hij is een vechter, knipt ongeduldig met zijn vingers, perst ze eruit in willekeurige volgorde, niet voornemens zich door zijn beschadigde spraakvermogen te laten verslaan. Toch zijn het vooral zijn ogen – die grote, bruingroene kijkers waarvoor ik ruim een kwart eeuw geleden als een baksteen gevallen ben – die me vertellen wat hij wil zeggen. Pure paniek, frustratie en gekwetste trots lees ik erin. Hulpeloosheid ook en dat doet me misschien nog wel het meest. Even denk ik aan hoe hij tot twee weken geleden niets hulpeloos over zich had, de touwtjes stevig in handen hield en de dienst uitmaakte. Ik heb hem erom veracht en dat weet hij. Nu heeft die verachting plaatsgemaakt voor medeleven en iets dat me bijna doet opstaan om mijn armen om hem heen te slaan. Bijna. Want ik voel dat een dergelijke uiting van affectie totaal ongepast is na zo veel tijd en intense afkeer. Bovendien heeft iets in mij besloten dat ik me moet wapenen tegen warme gevoelens voor de man die mij zo ontzettend gekwetst heeft. Dus blijf ik zitten, misschien wel net zo verward als hij en fixeer ik mijn blik op zijn zoontje, dat zijn hele Legoverzameling aan mijn dochter laat zien. ‘Wil je nog iets drinken?’ vraagt zijn vrouw, ik schud mijn hoofd en glimlach vriendelijk naar haar. Het verbaast me nog steeds dat ik haar zomaar van het ene op het andere moment sympathiek ben gaan vinden. Hoe wrang is het, dat er zoiets gruwelijks voor moest gebeuren?
In de auto, onderweg naar huis, blijft het een tijdje stil. Waar we vanmiddag lang en veel gepraat hebben, kunnen mijn dochter en ik nu de juiste woorden niet vinden. Ergens halverwege doemen plotseling de ogen van mijn ex weer voor me op. Ik knipper ze weg terwijl ik denk aan een van zijn met moeite geformuleerde vragen van vanmiddag. ‘De zing van jou?’ Ja, denk ik, het zangtalent heeft ze van mij, maar de vechtersmentaliteit en de ogen, die heeft ze van jou.