Al zolang ik me kan herinneren, kan ik in haar ogen lezen wat ze voelt, denkt, eigenlijk wil zeggen. En die bevestigen me hoe serieus haar zojuist uitgesproken woorden zijn. Ik heb het zien aankomen, maar me ervoor afgesloten, omdat ik wist hoe erg ik erdoor geraakt zou worden. Ik zou willen dat ik kon zeggen: ‘Het is goed meisje, ga maar,’ maar in plaats daarvan kom ik met een laf ‘uhuh’. Ik ben de weg kwijt en niet zo’n beetje ook. Emigreren. Het woord dendert door mijn hoofd als een onheilspellende mantra die van geen wijken wil weten. Ik haat die negen letters intens. En mezelf een beetje, omdat ik zo radeloos ben, zo niet de moeder die ik zou willen zijn.
Lees verder Een tijdelijke staat van complete ontroostbaarheid