Nerveus loop ik achter hem aan de trap op. In zijn kamer ga ik snel zitten, omdat mijn benen me niet meer willen dragen. ‘Heb je een andere baan?’ begint hij het gesprek en ik vraag me af of dat op mijn voorhoofd geschreven staat. Sprakeloos staar ik hem aan. Ik krijg het warm, weet even niet hoe ik moet reageren, maar besluit na enkele seconden dat er maar één antwoord past: ‘Ja.’