Uitzicht
Natuurlijk hebben we foto’s gezien van het uitzicht, maar we zijn met stomheid geslagen als Laura, de eigenares van het huisje dat we gehuurd hebben, ons meeneemt naar een bankje in de enorme tuin met olijf- en citroenbomen. We hebben zicht op de grillige, bergachtige kustlijn. ‘Kijk,’ zegt ze trots, ‘vanaf hier kun je alle dorpen zien die samen Cinque Terre vormen.’ Wij raken niet uitgekeken. En als later blijkt dat het huisje nogal eenvoudig is, kan ons dat niet deren. Een betere plek, hier zo boven Monterosso al Mare, hadden we ons niet kunnen wensen.
Nadat we ons geïnstalleerd hebben, dalen we af naar het dorp. Halverwege de helling stuiten we op Buranco, een prachtig restaurant met uitzicht op een wijngaard. We bestellen wat te eten en besluiten er een fles van de daar geproduceerde bubbelwijn bij te nemen. Na een gedeelde panna cotta rekenen we af en gaan we ‘huiswaarts’. Natuurlijk hadden we al gemerkt dat de weg best steil was. En gezien de schaarse verlichting hebben we de zaklamp van onze telefoons nodig om de vele oneffenheden in het pad op te merken. Compleet buiten adem ben ik, als we tien minuten later weer bij ons huisje zijn, waar we nog een poosje op het terras genieten van de flonkerende lichtjes van de dorpen in de verte.
Alle vijf dorpen zijn door wandelpaden met elkaar verbonden. We hebben een wandeling uitgekozen die goed te doen zou moeten zijn: van Corniglia naar Vernazza. De volgende ochtend stappen we in Monterosso op de trein die ons in slechts tien minuten naar Corniglia brengt. We slenteren een poos door dat dorp, halen nog ergens wat te drinken voor onderweg en beginnen dan aan de wandeling naar Vernazza. Het is dertig graden en soms is beschutting ver te zoeken. Het pad daalt eerst enigszins, maar al snel moeten we weer omhoog. Na een poosje passeren we een bordje waarop te lezen valt dat we pas 500 meter hebben afgelegd en nog 3.100 meter te gaan hebben. De moed zinkt me ter plekke in de toch best comfortabele schoenen. Voor mijn gevoel hebben we al twee kilometer gelopen. Dapper stap ik door en ik neem me voor meer te genieten van de prachtige vergezichten. Maar zodra ik mijn hoofd in de richting van het azuurblauwe water draai, struikel ik. Met stoffige handen en knieën ga ik verder.
‘Even wachten,’ hijg ik na een poosje weer, waarna mijn lief geduldig stilhoudt. Maar weer een slokje water. Maar weer mijn gezicht afvegen aan mijn T-shirt. Er wachten traptreden, nog weer verder naar boven. Een Duitssprekende vrouw komt ons tegemoet, ziet mij puffen en zegt: ‘Oben ist ein bar!’ Even later zijn we ‘oben’. Nog nooit was ik zo blij met een simpele houten stoel, een tafel en een koel drankje. Het uitzicht vanaf het terras is fenomenaal. ‘Ik ga hier eerst uitgebreid van genieten en niet denken aan de rest van de wandeling,’ verzucht ik. Gert knikt en zegt dan troostend: ‘Volgens mij is het vanaf hier voornamelijk bergaf.’
Later blijkt dat hij gelijk heeft. Veel sneller dan ik gevreesd had, komt Vernazza in zicht. Net als Corniglia blijkt dat een schilderachtig plaatsje. We strijken neer op een terras en de vermoeidheid is al snel vergeten. Na het diner dwalen we nog een poosje door het dorp en pakken dan de trein, die ons in vijf minuten weer in Monterosso brengt.
Vanaf het station, dat aan de boulevard ligt, is het opnieuw een hele klim naar ons huisje. De zaklamp gaat weer aan, het zweet breekt me weer uit. ‘Pfff,’ hijg ik, ‘dat klimmen zal ik niet missen.’ Zodra we weer bij ons huisje naar de flonkerende lichtjes zitten te kijken, voeg ik eraan toe: ‘Maar al het andere hier ga ik enorm missen. Wat is het hier prachtig!’
Pracht reisverslag Christien. Mooie foto’s ook.
Wanneer kom je terug? Of ehhh blijven jullie daar gewoon? 😉
Dankjewel. En we hadden best willen blijven, maar zijn weer thuis 😁