‘Het regent,’ constateer ik op dinsdagmorgen nuchter. ‘Maar even wachten tot het wat droger wordt.’ Mijn dochter vindt dat we best kunnen vertrekken; voorlopig lijkt het nog niet droog te worden.
We zijn de straat nog niet uit, of een hels kabaal doet ons omkijken. ‘Dat was de achterruitenwisser,’ merk ik op, waarna ik de auto aan de kant zet om in de stromende regen het wisserblad van de straatstenen op te pakken. Ik doe een poging het ding weer in de wisserarm te klikken, maar slaag daar niet in. Met drie uur rijden voor de boeg en nog veel meer regen op komst lijkt het me verstandig eerst even langs mijn garage te rijden. Daar monteert een man zonder mopperen een nieuw wisserblad. Het begint al iets minder hard te regenen. ‘Brugge, here we come,’ zeg ik vrolijk, voordat we rechtsaf slaan, de provinciale weg op. Daar begint het opnieuw te plenzen.
Zo nu en dan is het droog tijdens de lange autorit, maar het regent weer flink zodra we het terrein van het kasteelhotel in Sint-Kruis op draaien. Het hotel dat er op internet zo prachtig uitzag, oogt door alle nattigheid vervallen en verlept. De parasols op het glooiende gazon voor de ingang zijn ingeklapt, het tuinmeubilair druipt van het regenwater. Bij het inchecken vernemen we dat de keuken vandaag gesloten is: geen kopje koffie, geen snack, geen diner te krijgen. Daarom stappen we weer in de auto, nadat we onze bagage naar de hotelkamer gebracht hebben.
‘Het is vanaf hier maar tien minuutjes rijden naar Brugge. U kunt aan de rand van de stad parkeren bij het water,’ heeft de receptioniste ons verteld. Daar zet ik dus op de eerste de beste vrije plek de auto neer. We delen een paraplu en zetten er flink de pas in naar het stadscentrum. Dat blijkt niet eenvoudig te vinden. Brugge lijkt niet van bordjes te houden, dus moeten we het doen met het uitstekend ontwikkelde richtinggevoel van mijn dochter. Mijn schoenen zijn al lang doorweekt en mijn maag gaat steeds harder knorren. Net wanneer ik de moed begin op te geven, belanden we op de Markt: horeca te over. We kiezen een restaurantje dat er op het eerste oog uitnodigend en knus uitziet. De bediening blijkt knudde: norse obers die aanvankelijk beweren dat er met pin betaald kan worden, maar als het erop aankomt geïrriteerd melden: ‘U kan hier niet pinnen!’ Na het eten ga ik daarom op zoek naar een geldautomaat en sta ik even later met druipende haren contant af te rekenen.
De woensdag begint droog. We maken een ochtendwandeling in het park bij het hotel. Daarna wandelen we zonder paraplu door Brugse straten, verbazen we ons over de hoeveelheid chocoladewinkels, eten Luikse wafels en Vlaamse frieten, drinken we koffie en rosé en beginnen we zowaar te geloven dat de weersomstandigheden ons eindelijk gunstig gezind zijn. Maar terwijl we ’s avonds van een heerlijke maaltijd zitten te genieten, betrekt de hemel boven Brugge opnieuw. Na het diner haasten we ons – in de regen – naar de auto. Onderweg naar het hotel meld ik dat we morgen, op de terugweg, naar de kust gaan. ‘Als het dan droog is,’ voeg ik er optimistisch aan toe. Maar op donderdagmorgen pakken nieuwe regenwolken zich samen achter ons hotelkamerraam. ‘Geen zee, vandaag,’ zeg ik enigszins teleurgesteld tegen mijn dochter.
Na het ontbijt doorkruisen we Zeeland en drinken we koffie in kletsnat Middelburg. Pas wanneer we in de loop van de avond onze straat weer in rijden, breekt een bleke zon door het grijze wolkendek. Ondanks de vele regenbuien hebben we een fijne vakantie gehad. Maar eerlijk gezegd houd ik toch meer van vakanties áán het water, in plaats van erin.
Wij hebben eens twee weken in Zuid-Frankrijk in de regen gefietst. Berg op, berg af. Afdalen is nog erger den klimmen, brrr.
Het ergste was: in Nederland was het dertig graden…
Je hebt in ieder geval mooie herinneringen aan je vakantie en niet je humeur laten verpesten, Christien 🙂
Het zijn meestal de (al dan niet hilarische) dieptepunten die je onthoudt. Deze vakantie hing ervan aan elkaar en gaat daarom de boeken in als de meest memorabele ooit. 🙂 PS En nee, mijn humeur heb ik er niet door laten verpesten.