Deze column wil al heel lang geschreven worden. Tientallen keren maakte ik een begin. Hem afmaken kon, nee durfde ik niet, bang voor wie er zwart op wit tevoorschijn zou komen: de vrouw die ik niet wilde zijn. Vandaag begon ik opnieuw. Omdat ik er klaar voor ben en hem nu eindelijk zonder angst kan schrijven.
Hoezeer ik ook genoot van haar gezelschap, ik wist dat er een dag ging komen waarop mijn dochter het huis, ons huis, zou gaan verlaten. Ik probeerde me daarop voor te bereiden, maar telkens wanneer de gedachte aan haar vertrek door mijn hoofd schoot, verjoeg ik hem zo snel mogelijk. Ze bleef ook tijdens haar studie bij mij wonen. Maar de tijd bleef op topsnelheid voorbij razen en zo werd het medio 2020. Ze vond woonruimte en zo kon ze eindelijk gaan samenwonen met haar grote liefde van de andere kant van het water.
Het werd stil in huis, ondanks de echo’s die de muren bewaarden van haar muziek, haar stem, haar aanwezigheid. En ik probeerde mezelf opnieuw uit te vinden. Dat viel me vies tegen. Vijfentwintig jaar lang was ik in de eerste plaats moeder geweest, vijftien jaar daarvan beide ouders tegelijk. Mijn leven draaide om haar – wat ik overigens nooit als opoffering heb ervaren: zij verrijkte mijn leven, gaf het zoveel kleur. En hoewel ik me jarenlang had kunnen voorbereiden op haar vertrek, viel me dat zwaarder dan ik had kunnen vermoeden. Het is overdreven om te zeggen dat ik in een zwart gat viel. Maar verdrietig was ik wel. En eenzaam, vooral in de weekends-zonder-plannen. En ook somber, zo nu en dan.
Somberheid houdt bij mij gelukkig nooit lang aan. Maar dat die me soms vanuit de schaduw plotseling kon overvallen, verbaasde en irriteerde me. Ik dacht dat ik gezelschap miste, niet-beseffend dat ik háár miste. Om me enigszins aan de af en toe allesoverheersende leegte te ontworstelen, begon ik weer met daten via internet. Een zinloze exercitie. Ik zou ook niet met mezelf hebben willen daten, want ik was zonder het te beseffen bezig de vrouw te worden die ik niet wilde zijn: snel geïrriteerd, ongeduldig, enigszins ongelukkig en gefrustreerd.
Ik liet het daten voor wat het was, ging tekenen, herondekte het samen met anderen zingen – gelukkig kan dat weer – en leerde (een beetje) pianospelen. Ik focuste me niet langer op wat er niet meer was, maar op wat me energie gaf. Ik ging wandelen en ontdekte dat ik ook in mijn eentje met volle teugen kan genieten van de prachtige natuur rondom mijn woonplaats. Gaandeweg vond ik mezelf terug en leerde ik omgaan met de nieuwe manier van moederen: op afstand, soms heel dichtbij – welke momenten ik koester – maar in gedachten nooit ver weg van die prachtige jonge vrouw die mijn dochter is. En ik ben weer de vrouw die ik wil zijn.
Heel mooi!
Dankjewel, Rob.