Nadat ik geremd heb, werp ik een blik in de binnenspiegel. Ik zet me schrap, verwacht de klap, maar de impact ervan verrast me. Dat ik vervolgens tegen de bumper van de Toyota voor mij knal eveneens. De bestuurder van die auto zet zijn alarmlichten aan en rijdt langzaam naar de vluchtstrook. Ik weet niets beters te doen dan zijn voorbeeld te volgen. De bestuurder van de Seat die mij aanreed en doorduwde doet hetzelfde. Ze komen allebei naar me toe om te vragen hoe het met me gaat. Meneer Toyota zegt: ‘Wát een klap heb jij opgevangen!’ Ik knik, maak mijn gordel los en stap uit. Gelukkig geen gewonden, denk ik nog en dan overvalt me iets wat me wel vaker gebeurt in crisissituaties: lamgeslagenheid.
Ik zie dat de achterbumper van de Toyota behoorlijk wat schade heeft en mijn Ka aan de voorkant nauwelijks; alleen de kentekenplaat hangt aan een kant los. Daarna constateer ik dat het met mijn achterkant wat minder rooskleurig gesteld is. De bumper is compleet naar de maan. Meneer Seat reikt me de kentekenplaat aan; die heeft hij van het asfalt geraapt. ‘Bij een kettingbotsing moet de politie gebeld worden,’ merkt de aardige meneer Toyota op, waarna hij zijn telefoon pakt.
Meneer Seat is alvast begonnen met het invullen van een schadeformulier en ik ga op zoek naar dat van mij, naar een pen en mijn leesbril. Formulier en pen heb ik vrijwel meteen te pakken, maar de brillenkoker in mijn tas is leeg. Logisch, want mijn bril heb ik voor vertrek van kantoor omhoog, in mijn krullen geschoven. Waar is ‘ie dan nu? Opeens is er niets belangrijk meer en gaat het nog maar om een ding: mijn leesbril. Ik voel naast, achter en onder de autostoel: niets! Hoe ga ik nu dat schadeformulier invullen? Meneer Seat biedt me vriendelijk zijn leesbril aan, hij kan nog wel zonder, beweert hij. Dat snap ik zodra ik het brilletje opzet: ik heb he-le-maal niets aan +0,5. Nog steeds behoorlijk lamgeslagen ga ik weer op de passagiersstoel zitten. Ik staar voor me uit, de pen werkloos in mijn hand, het schadeformulier verre van ingevuld op mijn schoot.
Dan melden zich twee politieagenten. Een van de twee vraagt: ‘Gaat het, mevrouw?’ Ik knik en antwoord: ‘Ja hoor, maar ik ben mijn leesbril kwijt.’ Enigszins verward kijkt hij me aan, maar voordat hij verder kan vragen, vul ik snel aan dat die op mijn hoofd stond. ‘Wacht maar even,’ zegt hij vriendelijk. De grote man verdwijnt met dito zaklamp in mijn autootje en verschijnt al snel weer. Met mijn leesbril. Hoe idioot ook, ik ben de koning te rijk. Nu kan ik invullen wat er ingevuld moet worden!
Onderweg naar huis in mijn gehavende, nu nog erger krakende auto, neem ik in gedachten mijn opties door. Nou ja, opties … er zal er maar een zijn, vrees ik. Vlak voordat ik ging scheiden, kwam dit groene monster – zoals een collega mijn vervoermiddel noemt – in mijn leven. Sindsdien heb ik talloze tranen in zijn interieur vergoten, vreselijk gelachen en ontelbaar veel liedjes gezongen. Mijn Ka bracht ons overal: van Rotterdam naar de Achterhoek en terug, naar Parijs, Normandië, Maastricht, Schiphol en Ieper. En dat meestal zonder te klagen. Na ruim twaalf jaar en 204.040 kilometer zal ik er afscheid van moeten nemen. Er mankeerde de laatste jaren steeds meer aan. Hij begon vreselijk te roesten, de centrale portiervergrendeling deed het niet meer, de radio viel vaak uit, ik had steeds vaker pech onderweg (https://christienromp.nl/ik-kan-je-wel-zoenen) en moest regelmatig vitale onderdelen laten vervangen. ‘Ik rijd hem helemaal op,’ zei ik altijd. En nadat ik hem naar Jan, mijn garagist, heb gebracht, constateer ik nuchter dat ik dat gedaan heb. Total loss is ‘ie … opper kan niet.
Twee weken na het ongeluk neem ik mijn nieuwe vervoermiddel in ontvangst. Een witte dit keer: de auto van mijn keuze was er niet in het limoengroen. Ik was vergeten hoe fijn het is dat alles het doet, dat mijn auto niet na 350 kilometer al begint te zeuren om brandstof en niet bij elke drempel piept en kraakt alsof hij uit elkaar zal vallen. Geheel onverwacht doet dit witte karretje de lichte vorm van heimwee naar mijn groene monster onmiddellijk vergeten. En mijn leesbril? Die schuif ik voordat ik instap nog steeds in mijn krullen. Statistisch gezien is de kans immers niet groot dat ik de komende jaren weer met een onoplettende Seat-meneer of andere weggebruiker te maken krijg.
Zo’n klap luidde bijna vroegtijdig het levenseinde van de Ka in, en dat zou Ku zijn voor die Ka. Maar nu dan een verse auto en ik wens je er veel veilige kilometers mee.
Fijn dat je er niks aan hebt overgehouden Christien!
Veel plezier met je nieuwe karretje.
Dank jullie wel ?