Rijden als een Griekse queen of the road
De rit naar het hotel valt alleszins mee. De weg ernaartoe vertoont slechts enkele gaten en is breed genoeg voor twee auto’s. De bewegwijzering laat enigszins te wensen over, maar wij hebben een routebeschrijving van de reisorganisatie ontvangen, zodat we maar eenmalig een heel klein beetje dreigen te verdwalen. Pas de volgende dag ervaren we dat de reisgidsen niet gelogen hebben: buiten de belangrijkste hoofdwegen is het wegennet op het eiland niet alleen in slechte staat, maar vaak ook adrenalineverhogend smal en soms ontzettend (haarspeld)bochtig. Bergop kreunt, steunt en zucht onze Suzuki Alto. Slechts in de eerste versnelling wil het autootje naar boven.
Mijn dochter, over het algemeen een fantastische navigator, zucht soms nog harder dan de auto: op Corfu vindt men logische en duidelij ke bewegwijzering overbodig. ‘Mam,’ zegt ze ontelbare keren, ‘ik denk dat je even moet keren, want deze weg gaat niet naar de plaats waar wij heen willen.’ Dankzij de talrijke autoritjes op verschillende Griekse eilanden draai ik mijn hand niet meer om voor een partijtje keren op al dan niet doodlopende bergweggetjes. We komen door bergdorpen waarin elkaar passeren niet tot de mogelijkheden behoort en waar we gelukkig geen ander gemotoriseerd verkeer tegenkomen dan een enkele bromfiets. Op onze eerste dag leggen we zo’n honderd kilometer af – het verkeerd rijden, keren en terugrijden inbegrepen – en ben ik weer helemaal gewend aan het rijden op een Grieks eiland. Plus aan de gewoonte van de Grieken om vrijwel nooit richting aan te geven.
Vandaag beginnen we met een bezoek aan het Vlachernaklooster, dat slechts via een smalle, bochtige toegangsweg te bereiken is. Ik heb geluk: geen tegenliggers, hoewel hier geen eenrichtingsverkeer geldt. Aan het eind wacht een enorme parkeerplaats, waar meer dan voldoende ruimte is voor onze kleine Alto. Nadat we het klooster van dichtbij bekeken hebben, gaan we koffiedrinken. ‘Moeten we zo wel terug over dat smalle weggetje,’ merk ik toch wel enigszins bezorgd op. Zodra we weer in de auto zitten, zie ik hoe een enorme Volvo koers zet naar de toegangsweg. Ik geef flink gas, zodat ik achter die auto aan kan rijden. Aan het eind van de weg moeten we een vrijwel onmogelijke bocht naar rechts en omhoog nemen. De Volvo vóór ons doet het probleemloos. ‘Dan kun jij het ook,’ moedigt mijn dochter me aan. Ik schakel terug naar de eerste versnelling, geef gas en een zwieper aan het stuur. ‘Zie je wel?’ merkt dochterlief op en voor even voel ik me de ‘queen of the road’. Verder gaan we, naar Achillion, het in opdracht van keizerin Sissi gebouwde kasteel.
De weg erheen slingert en stijgt. Geen enkel probleem voor een koppige Alto en iemand die zich een half uur geleden nog een ‘wegkoningin’ voelde. Maar dan, midden in een dorp, op een eenrichtingsweg en vlak voor een scherpe bocht naar links, stoppen de beide auto’s voor ons. De achteruitrijdlichten laten me hun plannen weten. ‘Wat willen die nou?’ vragen we ons tegelijkertijd af, terwijl ik ook maar voorzichtig een klein stukje achteruitrijd. De bestuurder achter ons is alert genoeg om het hetzelfde te doen. Ik houd rekening met een auto die tegen het verkeer in, de berg af komt rijden en ga zo veel mogelijk naar rechts. Dat blijkt een volkomen zinloze actie: er komt een gigantische voorruit in beeld, met daarachter een wild gebarende touringcarchauffeur die mij de stuipen op het lijf jaagt. ‘Dit kan niet waar zijn,’ zeg ik ademloos. ‘Wat doet die bus hier?’ Veel tijd om me te verbazen heb ik niet, want mijn voorliggers zakken nog steeds verder de berg af, richting mijn bumper. Die voor mij heeft het kleine zijweggetje ontdekt, rechts van ons, en draait daarin. De voorste auto doet hetzelfde, waarna ik dat ook van plan ben. De motor slaat af en zodra ik die weer gestart heb, rolt de Alto nog een paar centimeter naar achteren. Boem. ‘Muurtje,’ zegt mijn dochter droog. De bus is mijn voorbumper ondertussen op enkele meters genaderd. De chauffeur maakt wegwerpgebaren in mijn richting en kijkt er erg boos bij. ‘Ja, ja,’ mompel ik, waarna ik snel het zijweggetje in schiet. Dat ik er zo meteen weer achteruit en bergafwaarts uit moet, vergeet ik maar even.
Met 600 kilometer meer op de teller dan een week geleden, moeten we onze tijdelijke Alto zo weer inleveren op de luchthaven. Het ‘touringcarincident’ heeft voor eelt op mijn chauffeursziel en niet voor zichtbare schade aan de huurauto gezorgd. Natuurlijk verdwalen we wel weer even. Pas wanneer mijn dochter opmerkt: ‘Volgens mij rijden we zo weer terug naar het hotel,’ keer ik zo snel mogelijk. Ik ben zo opgelucht wanneer ik eindelijk de Hertz-vlag zie wapperen dat ik zonder richting aan te geven linksaf sla. ‘Je rijdt al als een echte Griek, mam,’ grinnikt mijn dochter. ‘Maar dan wel als een Griekse queen of the road,’ vul ik aan, toch wel trots dat ik ons zonder ongelukken over het wegennet van Corfu geloodst heb.
Was er geen stoplicht beneden op weg naar het klooster? Wij zijn in oktober nog geweest en toen was het stoplicht er nog zodat er nooit verkeer van twee kanten tegelijk kan komen.
Nee, bij het Vlachernaklooster geen stoplicht te bekennen. Wel bij het klooster in Paleokastritsa en bij de ingang van een zeer beperkt aantal dorpen.
Haha, ik heb inmiddels heel wat kilometers gereden op verschillende griekse eilanden, maar de herinneringen aan de ritten op Corfu spannen de kroon wat betreft rariteiten en nauwe straatjes.
Leuk verhaal en heel herkenbaar. Wij hebben die smalle straatjes meegemaakt met de camper in Griekenland, dat we aan weerskanten ongeveer een centimeter hadden en achteruit terug moesten. Gezellig om te lezen en we zullen je zeker blijven volgen. Wij hebben ook een paar jaar een website gehad, maar daar ben ik mee gestopt. Succes met verdere verhalen. Groet Sonja Spijkstra-Romp.
Bedankt voor je leuke reactie, Sonja. En fijn dat jullie me blijven volgen, natuurlijk!