‘We gaan drie uur fietsen,’ zegt Derk, de gids, en de moed zakt me in de schoenen. Lang geleden ging ik van maandag tot en met vrijdag in weer en wind op mijn fiets – zonder versnellingen en met terugtraprem – naar school. Twintig minuten heen, twintig terug. Op een Hemelvaartsdag besloot ik met een vriendin een tocht van 100 kilometer te maken. Dauwtrappen twee punt nul. We kónden niet meer en ik heb nog dagenlang spier- en zadelpijn gehad. Zulke enorme fietstochten heb ik daarna niet meer ondernomen. Sterker nog: tegenwoordig fiets ik nog maar weinig; ik loop liever.
De gids legt ons de belangrijkste (verkeers)regels uit en stapt dan op zijn fiets. Gedwee rijden we achter hem aan, een steile helling af, rechtstreeks het immense park in dat is aangelegd in de voormalige bedding van de Turia, de rivier die omgelegd werd vanwege de voortdurende overstromingen waaronder València leed. De hemel is strakblauw en een briesje zorgt voor verkoeling. Na een paar honderd meter stoppen we even en vertelt Derk iets over het ontstaan van dit park. Verder gaat het, langs sportvelden, yogaklasjes en joggers, onder bruggen, loof- en palmbomen door en steeds in een goed bij te houden tempo. Waar je ook kijkt zoeven mensen op elektrische stepjes voorbij in deze prachtige groene oase.
Na nog een paar korte stops rijzen de futuristische gebouwen op, waar València zo beroemd om is. We pauzeren in de schaduw van het wetenschapsmuseum, met uitzicht op de fotogenieke bioscoop. Derk laat ons kennismaken met horchata, een melkachtige substantie, gemaakt van aardamandelen, water en heel veel suiker. Ik vind het heerlijk, maar sommigen trekken na één slok een vies gezicht en houden het drankje verder voor gezien.
Na deze suikerkick stappen we weer op de fiets en rijden we naar het stadscentrum. De fietspaden zijn ook hier talrijk, zodat we weinig last hebben van het drukke autoverkeer. De temperatuur is ondertussen flink gestegen, maar de wind brengt nog steeds verkoeling. We houden halt bij de Mercat Colón, vroeger een overdekte markthal. Nu zit het gebouw tjokvol cafés en restaurants. De hele groep haast zich naar binnen voor een kopje koffie terwijl Derk de wacht houdt bij onze fietsen.
Het laatste stuk van de fietstocht voert weer door het park. De drie uren zijn voorbijgevlogen. Dan schiet er plotseling een liedje van Skik in mijn hoofd.
Wie döt mi’j wat, wie döt mij wat
Wie döt mi’j wat vandage
‘k Heb de banden vol met wind
Nee, ik heb joa niks te klagen.
Ik had best nog verder willen fietsen onder de palmen en de strakblauwe hemel, met de wind in mijn haren. Hoewel ik de kans dat ik op een dag weer eens 100 kilometer ga afleggen zeer gering acht, ben ik wel van plan om straks thuis weer wat vaker op pad te gaan. Met de banden vol met wind.
Hi Christien, ja, Valencia is een heerlijke stad hè! Zoals je wel weet wellicht woon ik in Barcelona, alweer 7 jaar nu en heb heel veel gereisd ook binnen Spanje. Mijn favoriet is Granada, dan San Sebastian, Valencia, Sevilla, en ook Palma de Mallorca. Groetjes! Rob
Ja, dat je in Barcelona woont, wist ik, Rob. Maar ik realiseerde me niet dat je daar al 7 jaar zit! Granada en Cordoba staan met Valencia in mijn Spaanse top drie.
De Tour de France loert al om de hoek bij je. 😉
Hoi Chris,
Leuk stukje, weet ik ook meteen waar je uithangt zo af en toe! Ik moet ook erg wennen aan dat fietsen…xx
Haha, nou dat lijkt me niks, hoor 😉
Ja, dat je daar weer aan moet wennen, begrijp ik helemaal xxx