De rit naar het hotel valt alleszins mee. De weg ernaartoe vertoont slechts enkele gaten en is breed genoeg voor twee auto’s. De bewegwijzering laat enigszins te wensen over, maar wij hebben een routebeschrijving van de reisorganisatie ontvangen, zodat we maar eenmalig een heel klein beetje dreigen te verdwalen. Pas de volgende dag ervaren we dat de reisgidsen niet gelogen hebben: buiten de belangrijkste hoofdwegen is het wegennet op het eiland niet alleen in slechte staat, maar vaak ook adrenalineverhogend smal en soms ontzettend (haarspeld)bochtig. Bergop kreunt, steunt en zucht onze Suzuki Alto. Slechts in de eerste versnelling wil het autootje naar boven.
Een hobby is het nog steeds niet, dat vliegen. Ik beschouw het maar als een noodzakelijk kwaad. In de slurf naar het vliegtuig moeten we wachten. Ik kijk door een van de raampjes naar buiten en zie een man voorbijkomen met een krik. Hij loopt ermee naar de neus van het toestel en vervangt daar – zo te zien vrolijk fluitend – het neuswiel. Ik besluit niet langer te kijken, word er alleen nog maar nerveuzer van. ‘Komt goed, mam,’ fluistert mijn dochter me toe. Zij heeft totaal geen last van vliegangst, dus zij heeft makkelijk praten.
Van 20 juli t/m 3 augustus 2010 brachten wij een bezoek aan het Griekse eilandSamos.Het eiland, ongeveer 44 bij 19 kilometer groot, ligt in het oosten van de Egeïsche Zee, voor de Turkse kust. Wij logeerden in hotel Topaz in Kokkari. Behalve een prachtige vakantie, vol zee, zon, heerlijk eten en leuke ontmoetingen, was dit de spannendste ooit.