Op de stoep van de dierenkliniek moeten we even wachten. Een oude dame houdt de deur open voor haar zo op het oog ongeveer even oude zus, vriendin of wellicht buurvrouw. Die heeft een dier aan de lijn dat je, vanwege zijn omvang en grijze snuit onmogelijk nog een ‘hondje’ kunt noemen. Het beest duwt goedmoedig zijn kwijlende snuit tussen mijn knieën, terwijl de beide dames wat met elkaar kibbelen. Waarover ontgaat mij. Vervolgens schuifelen mevrouw Hond en het beest verder, op de voet gevolgd door mevrouw Deur. Die fluistert mij in het voorbijgaan toe: ‘Ja, ze is een beetje dementerend.’