We hebben ons verheugd op een bezoek aan het archeologisch museum. Op internet hebben we gelezen dat het al enige tijd gesloten is in verband met een grootscheepse verbouwing, maar we hebben besloten toch zelf te gaan kijken. Wie weet, hebben we geluk. Lees verder Zon, zee en ezels – een reisverslag in columns (3)→
De rit naar het hotel valt alleszins mee. De weg ernaartoe vertoont slechts enkele gaten en is breed genoeg voor twee auto’s. De bewegwijzering laat enigszins te wensen over, maar wij hebben een routebeschrijving van de reisorganisatie ontvangen, zodat we maar eenmalig een heel klein beetje dreigen te verdwalen. Pas de volgende dag ervaren we dat de reisgidsen niet gelogen hebben: buiten de belangrijkste hoofdwegen is het wegennet op het eiland niet alleen in slechte staat, maar vaak ook adrenalineverhogend smal en soms ontzettend (haarspeld)bochtig. Bergop kreunt, steunt en zucht onze Suzuki Alto. Slechts in de eerste versnelling wil het autootje naar boven.
Een hobby is het nog steeds niet, dat vliegen. Ik beschouw het maar als een noodzakelijk kwaad. In de slurf naar het vliegtuig moeten we wachten. Ik kijk door een van de raampjes naar buiten en zie een man voorbijkomen met een krik. Hij loopt ermee naar de neus van het toestel en vervangt daar – zo te zien vrolijk fluitend – het neuswiel. Ik besluit niet langer te kijken, word er alleen nog maar nerveuzer van. ‘Komt goed, mam,’ fluistert mijn dochter me toe. Zij heeft totaal geen last van vliegangst, dus zij heeft makkelijk praten.