In de supermarkt staat een ventje van een jaar of drie verlangend naar de stapel boodschappenmandjes te kijken. ‘Wil jij er een?’ vraag ik hem en hij knikt zoals alleen kleine kinderen dat kunnen: met heel zijn peuterlijfje. Ik pak het bovenste mandje, maar dat heeft geen wieltjes. Ik kijk even naar het jochie. Een leeg mandje tillen zal niet zo’n probleem zijn, maar ik neem aan dat hij het ook zal willen vullen. Eentje dat hij achter zich aan kan trekken of voor zich uit kan duwen lijkt me geschikter. Het volgende mandje is wel van een set wielen voorzien. Ik zet het voor hem neer en geef hem het handvat aan. Dankbaar kijkt hij me aan. Dan zegt zijn moeder: ‘Wat zeg je dan?’ Hij blijft me aankijken en zwijgt even, alsof hij na moet denken over het antwoord op deze vraag. En dan volgt er iets waar ik niet op gerekend had. ‘Ja,’ zegt hij stralend.