‘Ik heb je broer aan de telefoon,’ zei de receptioniste, zodra ik het kantoorpand binnenkwam. Mijn broer aan de telefoon? Op mijn werk? Om kwart over acht? Snel liep ik de trap op. De blauwe, metalen trapleuning had dezelfde gevoelstemperatuur als mijn hart: twee graden onder nul. Dit kon niet goed zijn! Op mijn kamer greep ik de hoorn van het toestel op mijn bureau. Nadat de receptioniste hem doorverbonden had, zei mijn broer zonder omhaal: ‘Papa is vannacht aan de gevolgen van een hersenbloeding overleden.’ Ik vergat adem te halen en wist niets anders uit te brengen dan: ‘Ik kom eraan.’ Totaal verbijsterd hing ik op. Mijn vader mankeerde nooit wat. Nog maar even geleden hadden we zijn verjaardag gevierd. Zijn eenenvijftigste. En nu, dertien dagen later, had hij het leven verlaten? Dat kon niet waar zijn.