Er wordt veel gemopperd, gezeurd en gezanikt. Vaak en vooral door mensen die goedbeschouwd niets te klagen hebben. Zoals die kennis, die ik op een maandagmiddag tegenkom op de parkeerplaats bij de supermarkt. Ze heeft haar gloednieuwe cabrio naast mijn roestige, aftandse vervoermiddel geparkeerd. Nee, een vakantie in Thailand, zoals voorheen, zat er dit jaar niet in, vertelt ze. ‘We hebben voor drie weken een huisje in Toscane gehuurd. Was best leuk, hoor, maar ik vond het vreselijk dat we ons dit jaar niets beters konden veroorloven.’
Ik kijk haar aan en voel de afkeuring van mijn gezicht druipen. Ze merkt er niets van, mekkert er lustig op los. Over hoe duur het leven is, over dat haar man niet meer de bonussen ontvangt die hij gewend was. ‘Zeg, leuk je even gesproken te hebben, maar ik moet gaan,’ onderbreek ik haar geklaag, waarna ik in mijn auto stap. ‘Hoe was jullie vakantie?’ roept ze over haar schouder, terwijl ze op haar hoge hakken richting supermarktingang paradeert. Ik steek mijn duim op.
Voor ons zat er deze zomer geen reis in, laat staan een verre. Met mijn dochter maakte ik de afspraak dat we elke week van de vakantie iets leuks zouden gaan doen. We toerden een dagje over de Veluwe, dwaalden door Den Bosch, Eindhoven en Maastricht en bezochten eindelijk het Rijksmuseum. De zon deed zijn best om van elk uitstapje een geslaagde minivakantie te maken. En wij genoten met volle teugen van al het moois dat Nederland te bieden heeft en van elkaars gezelschap. Terwijl mijn dochter, wanneer we niet op stap waren, allerlei klusjes opknapte, zich voorbereidde op haar examenjaar en werkte aan haar portfolio, hield ik me in alle rust bezig met de toekomst van mijn bedrijf. Ik haalde een paar leuke contracten binnen, ontmoette nieuwe mensen en broedde geweldige plannen uit. De zomervakantie vloog voorbij en toen ik vanmiddag nog eens vakantiefoto’s uit vervlogen tijden bekeek, realiseerde ik me plotseling iets belangrijks.
Wij hoeven niet onder een lekkend, golfplaten dak te slapen. Ons water komt niet uit een kilometers ver weg gelegen put en ik lig ’s nachts niet wakker van de zorgen over waar ik eten voor mijn kind vandaan moet halen. Mijn dochter hoeft evenmin op een vuilnisbelt of in een smerig kledingatelier te werken. Het besef dat ik oneindig dankbaar mag zijn voor al die dingen die wij als zo vanzelfsprekend beschouwen, is wat deze reisloze vakantie mij heeft opgeleverd. Er zijn genoeg mensen op de wereld die echt alle reden tot klagen hebben. Ik (en velen met mij) geen enkele.
Dit is wel een heel politiek correct logje. Natuurlijk hebben de meesten van ons niets te klagen over onze omstandigheden. Mensen die dat wel doen hebben vaak andere problemen die maken dat ze ontevreden zijn met wat ze hebben. Niet leuk en niet erg sociaal. Nee, helemaal waar! Een open deur, denk ik.
Zo lang het maar niet tot de overtuiging leidt dat wij zoveel beter in het leven staan.
Ik weet zeker dat je het niet zo bedoeld hebt, maar zo klinkt het voor mij wel een beetje. Overigens houd ik ook echt niet van klagende mensen, hoor.
Liefs,
Janny
Deze column was geenszins bedoeld om mezelf op de borst te kloppen, Janny. Dat ik blijkbaar die indruk wek, vind ik jammer. Wat ik wilde overbrengen is dat ik me erger aan het geklaag van mensen die genoeg te eten hebben, een meer dan fatsoenlijk dak boven hun hoofd en een auto voor de deur. Ik vind dat je je moet schamen dat je dan nog durft te zeuren over het feit dat je ‘maar’ één keer op vakantie kunt, of minder ver weg dan gebruikelijk.
Laat duidelijk zijn dat ik het geenszins voor klagende mensen opneem, hoor. Ik ben het wat dat betreft volledig met je eens.
Maar doordat je onder deze (terechte) constatering gelijk jouw minder luxueuze ervaringen zet en jouw tevredenheid daarover, klink je een beetje zelfgenoegzaam.
Ik ben er van overtuigd dat het niet zo bedoeld was, hoor, en wellicht ligt het ook aan mij. Maar moraalridders zijn er al zoveel:-)
Misschien zijn er veel moraalridders, maar in aantal overtreffen ze volgens mij de klagers niet…..