Behalve op mijn werk en bij mijn moeder in de tuin kom ik de afgelopen maanden vrijwel nergens meer. Ik mis het even de stad in om te winkelen of gewoon ergens wat te gaan eten of drinken, het afspreken met familie en vrienden en het zingen. Nu de ‘intelligente lockdown’ beetje bij beetje versoepeld wordt, kunnen we ons weliswaar iets meer permitteren, maar echt vrij zijn we nog (lang) niet.
Ik was al nooit zo van de mensenmassa’s, dus dat ik die moet vermijden vind ik geen straf. Sterker nog: ik kom nu liever niet in de supermarkt, maar hoewel ik mijn boodschappen vaak thuis laat bezorgen, ontkom ik er soms niet aan. Aan het begin van de coronacrisis stond er een ‘verkeersregelaar’ bij de ingang en mocht je pas naar binnen als er niemand op weg was naar buiten; nu is er een lint gespannen om in- en uitgaand ‘verkeer’ te scheiden. Geloof me: de ingang is zo breed dat je elkaar precies kunt passeren. Vijftig centimeter is, afhankelijk van elkaars afmetingen, de hoogst haalbare afstand. In de winkel is lang niet iedereen bezig met die anderhalve meter afstand bewaren en word je door sommigen vreemd aangekeken als jij dat wel doet. Geduldig zijn veel mensen ook niet. Zo stond ik vorige week te zoeken naar een bepaald product, toen een knul van een jaar of dertien me toebeet: ‘Moven, oud wijf!’ Verbouwereerd liep ik door. Oud wijf. Ik?
Nu we zo vaak thuis zijn, begint de inrichting van onze woonkamer me steeds meer tegen te staan. Gezichtsbepalend is het wandmeubel dat mijn ex en ik ooit cadeau kregen van zijn ouders. Ik sleepte het omvangrijke meubel na de scheiding mee naar het nieuwe huis. Eenmaal ingericht bleek het eigenlijk (veel) te groot voor de niet zo ruim bemeten woonkamer. Inmiddels kijken we er al dertien jaar tegenaan en ben ik die erfenis uit mijn huwelijk (meer dan) zat. En de bank heeft zijn beste tijd gehad. Cato vond het heerlijk om er via de leuning op te springen en naar buiten te kijken of op schoot te komen liggen. Op de bank springen lukte haar de laatste jaren vaak maar half, waardoor de meeste pogingen strandden in onhandig klauteren. Dat heeft zijn sporen achtergelaten in het groene leer.
Tijd dus voor een nieuwe kast én een andere bank. Omdat ik geen zin heb om als een mak schaap voetje voor voetje en op afstand van anderen door een meubelwinkel te sjokken en nogmaals voor ‘oud wijf’ uitgemaakt te worden, heb ik een afspraak gemaakt om te gaan ‘privé shoppen’ bij een meubelwinkel in de buurt. Op de reusachtige parkeerplaats staat op deze vrijdagochtend slechts een enkele auto. Geen mensenmassa’s te bekennen!
‘Mam, mám! roept Charlotte me na, terwijl ik al onderweg ben naar de ontvangstbalie. Ik draai me naar haar om en zie haar wijzen naar het ‘desinfectiestation’ dat ik totaal over het hoofd gezien heb. Gedwee loop ik naar haar terug, pomp een beetje desinfecterende gel in mijn rechterhandpalm en verdeel het spul secuur over mijn beide handen. We worden vriendelijk verwelkomd en aan een brede tafel gezet. ‘Kan ik koffie voor u halen?’ vraagt de verkoopster. Dan kijkt ze naar mijn (bijna vijfentwintigjarige) dochter en voegt eraan toe: ‘Wil jij wat fris? Dat hebben we ook, hoor.’ Zij schiet niet in de lach en antwoordt: ‘Koffie is prima.’ Ze is er wel aan gewend dat men haar meestal veel jonger schat.
Van tevoren heb ik mijn ‘huiswerk’ gedaan. Ik weet al precies welke bank het moet worden, en welke kast. Ons bezoek aan de meubelwinkel duurt dan ook niet langer dan een uurtje. Hoewel we hier zijn voor meubels voor mij, kijkt Charlotte ook om zich heen en maakt foto’s die ze doorstuurt naar haar vriend. Als ze zich laat ontvallen dat ze plannen heeft om te gaan samenwonen, kijkt de verkoopster haar stomverbaasd aan: ‘Hoe oud ben je dan?’
Onderweg naar huis kijk ik naar mijn dochter, die geconcentreerd achter het stuur zit, en zeg: ‘Wil je wat fris?’ Ze moet nu wél lachen. Ik moet ineens denken aan het supermarktincident van vorige week en ga verder: ‘Je kunt beter aangezien worden voor een zestienjarige, dan uitgemaakt worden voor ‘oud wijf’.’
Wat een heerlijk verhaal Christien, alsof ik er bij was!
Oud wijf? Nou voor mag jij er wezen hoor, in alle kleuren en maten. Toch leuk ook om al die sneren tot je te laten komen en te relativeren- en vooral te omschrijven. Aai snep wat joe mien. (Steenkoolengels)
Aai snep joe! En bedankt voor het compliment ?
Dankjewel Carolien ?
Wat een verschrikkelijke opmerking. Hoe durft dat joch.
Tja, ik vraag me af waarom sommige kinderen blijkbaar geen enkele vorm van fatsoen wordt bijgebracht.
Ja dat vraag ik me ook af Chris, dus in zulk soort situaties vind ik dat ik de ouderrol dan wel over mag nemen door even fijnzinnig keihard op zijn tenen te gaan staan met mijn volle gewicht , al roepend ‘dit ouwe wijf ziet niet meer zo goed zoals je voelt ;-).
Mijn reacties zijn in dit soort zaken heel primitief te noemen.
Hahaha ? Ik was helaas te perplex om iets te doen of zeggen, Mar.
Ja dat begrijp ik wel 😉 Je verwacht het niet.
Het liefst sla ik zo’n rot puber in de supermarkt met een diepvrieskip om zijn oren maar ik ken ook mijn fysieke grenzen en wil me ook niet tot zijn niveau verlagen.
En je riskeert in deze tijd ook nog eens een boete ?