zondag – een mond vol confetti
Zondagmorgen. Zeven uur! Ik mopper tegen de wekker, maar dan herinner ik me weer waarom ik vandaag zo vroeg op moet. Fotoshoot met Popkoor Akkoord! Ik heb de komende uren nodig om mijn gezicht te ontkreuken, mijn haren te wassen en te drogen en daarna elke krul de goede kant op te dwingen.
Ruim drie uur later is de fotosessie in volle gang. We worden in kleine groepjes verdeeld, nadat we allemaal twee handen vol papiersnippers uit een grote tas gehaald hebben. ‘Een, twee … drie!’ roept de fotograaf en vol enthousiasme gooi ik de confetti de lucht in. En zoals opgedragen kijk ik omhoog terwijl ik dat doe. Te laat bedenk ik dat ik mijn mond dicht had moeten doen. Ik spuug de snippers zo discreet mogelijk uit, maar tijd om alle confetti uit mijn krullen te halen krijg ik niet, want de fotograaf wil snel verder. Ik vraag me opeens af waarom ik vanochtend zoveel tijd aan mijn kapsel besteed heb. Ik had best nog een uurtje langer kunnen blijven liggen.
dinsdag – niks aan m’n ogen
Vandaag vloeien op merkwaardige en irritante wijze twee van mijn columns ineen: Goed gezien, die ik jaren geleden schreef en Nieuwe nee’s van augustus dit jaar.
Er wordt aangebeld en meteen wanneer ik de voordeur opendoe brandt de jongen met het Oxxio-embleem op zijn jas los: ‘Dag mevrouw, hoe maakt u het? Mag ik me even voorstell…’ Ik onderbreek hem abrupt: ‘Geen verkoop aan de deur! Heb je die sticker boven de bel niet gezien?’ Ik wijs ernaar en hij volgt mijn vinger. ‘Ach,’ zegt hij luchtig, ‘ik kom u alleen maar adviseren, hoor en die sticker was me niet opgevallen!’ Voordat hij verder kan gaan met zijn als advies verpakte verkooppraatje, snauw ik: ‘Die sticker zit boven de bel. Je mankeert toch niets aan je ogen?’ Hij bestudeert mijn gezicht heel even en zegt dan met een gemene grijns: ‘Nee, mevrouw, aan MIJN ogen mankeert niets.’ Hij draait zich om en loopt weg. Mijn hart maakt overuren: ik mag dan vrede gesloten hebben met mijn luie oog, dat betekent nog niet dat ik zit te wachten op een dergelijke grove belediging van zo’n … zo’n … rotjoch.
donderdag – niet bang voor de tandarts
Doodsbang was ik als kind voor de tandarts. Dat had vooral te maken met de vervallen staat van het pand waarin de man zijn praktijk uitoefende. En ook met de vervallen staat van de man zelf, overigens. Nog ruik ik de zure oude-mannenlucht die hij uitwasemde, nog voel ik zijn klamme handen, nog zie ik de houten tuinbanken in wat hij zijn wachtkamer noemde. En hij vond altijd wel een excuus om de boor te hanteren – zonder verdoving, want ‘je bent toch een flinke meid’.
Hoe anders is dat tegenwoordig. Bij de tandartspraktijk waar ik sinds mijn verhuizing naar Velp ‘patiënt’ ben, werken jonge, ambitieuze tandartsen zonder klamme handen en zonder de behoefte kindergebitten te ruïneren. Sinds kort zitten ze in een prachtige, nieuwe kliniek en toen ze mij vroegen de teksten voor hun website te verzorgen, twijfelde ik geen moment. Met het schrijven over preventieve, algemene en esthetische tandheelkunde drong tot me door dat de tandarts van vroeger (gelukkig) niet meer bestaat. En … daarmee verdween ook mijn allerlaatste greintje angst voor de tandarts.
vrijdag – constructiefoutje
Mijn dochter is onderweg naar huis. Vanuit de trein stuurt ze me een berichtje waarin ze meldt dat ze in Nijmegen van haar fiets is gevallen en dat haar kin kapot is. Ik denk nog: ach, het zal wel meevallen. Ze valt, stoot zich en struikelt regelmatig en meestal levert dat geen al te ernstige blessures op. Nou … het valt niet mee, zie ik zodra ze thuiskomt. Bloed drupt uit haar kin, waar een flinke wond schreeuwt om een hechting. Ik bel de huisarts, maar die heeft pas aan het eind van de middag tijd om naar haar kin te kijken.
’s Avonds zit ze beteuterd op de bank. Haar hele lijf doet pijn, haar benen zitten onder de reusachtige blauwe plekken en in haar kin zit een hechting. ‘Weet je mam,’ zegt ze, ‘over het algemeen ben ik wel tevreden over hoe je me hebt afgeleverd, maar die onhandigheid van me, dat vind ik wel een serieus constructiefoutje.’ Ik moet erom lachen; haar lijf mag dan geblutst zijn, haar gevoel voor humor heeft geen enkele beschadiging opgelopen.
zaterdag – houten kont
Omdat ik uit eigen ervaring weet hoe je blij je wordt van samen zingen, raadde ik een vriendin aan zich aan te sluiten bij een koor. Dat deed ze en vanavond ga ik naar haar luisteren tijdens een concert van Projectkoor Brandpunt. Het repertoire is niet te vergelijken met dat van mijn koor. Haydn en Purcell staan in het muzikale universum lijnrecht tegenover Adèle en Metallica. Maar wat een koor ook zingt: zoveel stemmen die samen een machtig, harmonieus geluid voortbrengen bezorgen me altijd weer kippenvel. Vanavond gebeurt dat dus ook.
Het enige minpuntje: al na tien minuten doen mijn billen zeer. Wanneer het concert is afgelopen zegt een oudere dame naast me: ‘Ik vond het prachtig, maar het is geen wonder dat de kerken leeglopen! Heb jij ook zo’n houten kont?’
Graag lees ik wat je van deze aflevering vindt. Zie ik je volgende week terug?
Leuk!!!!! Echt heel leuk!! Ik zag het zo in gedachten allemaal gebeuren!
Fijn dat je het leuk vindt, Suzie.
Die ‘aanbeller’ zal volgende keer wel met een boogie om jou huis heenlopen.
Is leuk om te lezen Christien, een weekdagboek. Leuk gedaan.
Dat neem ik toch aan, Peter. En dank voor het compliment!
Hoi Christien, leuk om te lezen.
Leuk dat je me dat even laat weten, Marion. Dankjewel!
Weer hele mooie verhalen. dat joch aan de deur, wat een klojo. Ach, die arme dochter, ik hoop dat ze er weer beter aan toe is. Ha, ha, die reacties op het zitten bij het koor, leuk!!! Doorgaan. ik verheug me op de volgende Mw. Fontein!!!.
Dank je, Geri. En met dochter gaat het weer een heel stuk beter
Haha, wat leuk dat je mevrouw Fontein in het leven hebt geroepen, goed idee! Leest lekker weg, kort maar krachtig.