Twaalf dagen voor mijn dertigste verjaardag werd mijn dochter geboren. In de jaren erna heb ik vaak tegen haar gezegd: ‘Jij bent het allermooiste cadeau dat ik ooit gekregen heb.’
‘Hoe laat is het?’ vraagt ze en ik antwoord dat het tien over half twee is. Dat betekent nog vijfendertig minuten hopen dat de telefoon blijft zwijgen. ‘Zullen we een potje kaarten?’ stel ik voor en zij knikt. Na het eerste potje – zij heeft gewonnen – wil ze opnieuw weten hoe laat het is. ‘Kwart voor twee,’ zucht ik. Dan whatsappt een van haar vriendinnen dat zij gezakt is. Mijn dochter wordt nog bleker om de neus. ‘Stel nou toch dat ik het ook niet gehaald heb,’ fluistert ze bijna onhoorbaar. ‘Welnee, joh!’ roep ik geforceerd opgewekt. Mijn gevoel zegt al weken dat ze geslaagd is en hoewel ik ondertussen weet dat ik op mijn gevoel kan vertrouwen, durf ik dat nu niet helemaal.
In gedachten ga ik terug in de tijd. Tijdens de introductiedag keek ik vanaf het balkon boven de schoolaula neer op een zee van aanstaande brugklassers. Druk met elkaar in gesprek, sommigen luidkeels, anderen wat bedeesder. En tussen al die opgewonden elf- en twaalfjarigen vormde mijn dochter een eenzaam eiland. Het liefst was ik naar beneden gegaan en had ik haar in mijn armen genomen, maar ik bleef waar ik was, wilde haar onder geen beding in verlegenheid brengen.
Toen ze na de zomervakantie voor de eerste keer voorbij fietste, haar schooltas gevuld met boeken, een lunch en een flink brok zenuwen, keek ik haar na met een mengeling van trots en blijdschap. Jaren vol huiswerk, overhoringen, toetsen, nieuwe en verbroken vriendschappen, blijdschap en verdriet regen zich aaneen. Zachtjesaan veranderde ze van dat onzekere, eenzame brugklassertje in een vrolijke, zelfstandige en sociale jongvolwassene.
Het is eindelijk kwart over twee. Nog steeds heeft haar mentor niet gebeld. ‘Feliciteer me nog maar niet,’ zegt ze, ‘want ik geloof het pas zodra ik hem gesproken heb.’ Ik grinnik omdat deze uitspraak zo goed bij haar past. ‘Zullen we nog een potje?’ vraag ik, wijzend naar het kaartspel dat sinds dat ene potje onaangeroerd op tafel is blijven liggen. Maar zij schudt haar hoofd en houdt haar blik op haar mobiel gevestigd. ‘Wat nu als ik het verkeerde telefoonnummer heb doorgegeven?’ zegt ze met iets van wanhoop in haar stem. ‘Ze hebben op school ook ons vaste nummer, hoor,’ stel ik haar gerust.
Ze heeft haar cijferlijst opgehaald en komt even naar huis om hem aan mij te laten zien. Ze heeft op school een vlag met daarop in enorme letters ‘GESLAAGD!’ gekregen en die om haar schouders geknoopt. ‘Ik ga met de vriendengroep de stad in,’ zegt ze, ‘is dat oké?’ ‘Natuurlijk! Ga lekker feestvieren!’ roep ik enthousiast. De vlag wappert achter haar aan terwijl ze bij me vandaan huppelt. Ik kijk haar na, zoals altijd met een mengeling van trots en blijdschap.
Nog maar een paar dagen en dan ben ik opnieuw jarig. Ik beschouw mijn dochters diploma dan ook als een mooi verjaardagscadeau. Maar al was ze niet geslaagd, het aller-, aller-, allermooiste cadeau was, is en blijft mijn dochter zelf.
Ja, mijn wereld werd ook pas mooi met Roos erbij, en dat zal áltijd zo blijven! Leve onze meiden en hun diploma’s 😀
Liefs Kakel
Dat heb je mooi ‘gezegd’, Mirjam!