Beste S.,
De eerste keer dat ik je ontmoette, staat met de scherpte van het beeld van een hd-tv in mijn geheugen gegrift. Jouw man, mijn ex, deed de deur voor me open en jij stond achter hem, verlegen, je geen raad wetend met de situatie. Jouw gelukzalige glimlachjes voedden mijn jaloezie, frustratie en verdriet. Jouw slanke gestalte leek mijn minder frêle figuur grotesk lijken. Jouw donkere haren en rimpelloze gezicht dreven de spot met mijn leeftijd. Toen ook jullie zoontje de hal in kwam en jij iets onverstaanbaars tegen hem zei, werd ik getroffen door de liefdevolle toon waarop je dat deed. Was je maar een lelijke, aftandse heks zonder hart geweest, heb ik later weleens gedacht, want dan had ik niet zo’n hekel aan je hoeven hebben.
Sinds die eerste en enige ontmoeting zijn ruim zeven jaren verstreken. Jij leerde leven met jouw man en ik zonder hem. Hoe jij dat ervan afbracht, weet ik niet; ik sprak je nooit. Langzaam, gestaag en geruisloos verdween je naar de rand van mijn gedachten. En uiteindelijk dacht ik zo goed als nooit meer aan je. Tot afgelopen zondag. Je stuurde me een mail waarin je me vertelde over het verschrikkelijke dat de man is overkomen die jou en mij – onbedoeld en onbewust – verbindt. Ik vroeg me af hoe lang je over deze e-mail en het sturen ervan hebt moeten nadenken. Het vergt immers nogal wat moed om te e-mailen naar de vrouw die er nooit een geheim van heeft gemaakt dat ze je verafschuwde. Ik liet je onmiddellijk weten dat ik het zeer waardeerde dat je me op de hoogte stelde. En ik beloofde je te bellen.
Voor het eerst in al die jaren heb ik je vanochtend aan de lijn gehad, met je gepraat, jouw stem gehoord. Jouw taal spreek ik nog steeds niet. Jij de mijne ondertussen wel. Je vertelde over de als gevolg van het herseninfarct ontstane afasie. Dat jouw man de wereld om hem heen niet meer snapt. En de wereld hem niet. ‘Hij is zo eigenwijs,’ verzuchtte jij en ik zei: ‘Vertel mij wat,’ waarop we allebei moesten lachen. Jij was vol begrip en mededogen voor mijn kind dat tevens het zijne is. Het voelde op een merkwaardige manier vertrouwd om met je te praten.
Pas nadat ik alweer opgehangen had, besefte ik dat jouw woorden mijn vroegere emoties hebben laten smelten en de kiem hebben gelegd voor gevoelens waarvan ik nooit gedacht had dat ik ze voor jou zou kunnen opbrengen. Misschien is sympathie op dit moment nog een te groot woord. Maar medeleven voel ik zeker, vooral ook omdat ik besef dat je familie en vrienden hebt moeten achterlaten om 2.500 kilometer verderop een nieuw leven te beginnen met een man die altijd geweigerd heeft afhankelijk te zijn van anderen en het nu is, voornamelijk van jou.
Dat ik je indertijd niet kon uitstaan heeft niets te maken met jou en alles met de man van wie ik zielsveel hield. Het is nu jouw lot, dat is verbonden met het zijne en daarom wil ik je alle sterkte wensen. Ik hoop oprecht dat hij de figuurlijke ketenen die hem bij jou en jullie zoon vandaan houden, weet te verbreken.
C.
Wat ontzettend mooi geschreven weer Christien en wat ben je toch een lief en warm mens.Van wie zou je dochter dat nou hebben?xx
Beste Christien,
Wat heb je deze complexe relatie mooi beschreven.
Ik ga je volgen.
vr gr Ellen
Heel mooi geschreven Chris, precies zoals het is!
Liefs Jolanda
Wat moet ik daar nu eens op zeggen, Jolanda? x
Bedankt voor je reactie, Ellen en fijn dat je me gaat volgen.
Dankjewel, Jolanda. x
Chapeau!! Je bent een wereldwijf!!!
Die laatste zinnen Christien, laten zien dat je het inmiddels allemaal het hoofd hebt weten te bieden. Fijn en goed, dat je jezelf ‘staande’ hebt weten te houden in deze moeilijke kwestie. Voor je dochter een rots in de branding!
Heel fijn geschreven. Leest prettig weg! Zijn deze verhalen/schrijfsels nu fictie of is het nog enigszins op je eigen persoontje terug te voeren! Gewoon nieuwsgierig ..;)
@Christien: haha laat maar, was boven aan beginnen te lezen. Je laatste blog dus. Toen ik verder terug las kwamen de antwoorden! Lieve groet H.
Oké, Henry 🙂 Alleen mijn verhalen zijn fictie (soms met een vleugje realiteit), maar mijn columns en brieven zijn ‘uit het leven gegrepen’. En deze brief dus – helaas – ook. Was het maar fictie, denk ik soms.