De voeten zijn moe, de magen rammelen: wij zijn toe aan een lekkere lunch. Mijn dochter, die vlees noch vis eet, kent een goed veganistisch adresje. Ze is een belangrijk detail vergeten: het betreffende restaurant serveert uitsluitend onbewerkt (lees: rauw) voedsel. Dat dringt pas bij het doornemen van de menukaart tot me door. Hoewel ik tegenwoordig nog maar zelden vlees of vis eet, is onbewerkt veganistisch voedsel wel wat ver van mijn bed. Maar ik houd wel van een bescheiden avontuur. Bovendien klinken veel gerechten op de kaart smakelijk. ‘Ik denk dat ik ga voor de happy burger,’ zeg ik. Zij besluit hetzelfde te bestellen. En we nemen er allebei muntthee bij.
De serveerster komt eerst de thee brengen, zonder de elders gebruikelijke honing. ‘Nee,’ zegt mijn dochter, ‘ze serveren hier alles zo puur mogelijk. Bovendien gebruiken veganisten geen honing; da’s immers een dierlijk product.’ Aarzelend neem ik een slok. De smaak valt me eigenlijk mee. Zonder zoetstof proef je tenminste wat je zou moeten proeven: munt. Ik ben benieuwd naar onze happy burger. Misschien bevalt die wel net zo goed als deze thee. Thuis eten we met enige regelmaat een vegetarische burger, dus ik denk enigszins voorbereid te zijn op wat er gaat komen.
Niet dus. Wanneer de serveerster de borden voor ons neerzet, moet ik even slikken. Het is niet de sla aan de linkerkant van het bord; die ziet er – hoewel zonder dressing – goed uit. Het is ook niet het schaaltje huisgemaakte ketchup. Het is de ‘happy burger’, die me bijna grimmig ligt aan te kijken. Het ding heeft het uiterlijk van een flinterdunne plak roggebrood en de vergelijking met een ‘gewone’ burger gaat volkomen mank. Dapper snijd ik een stukje af, dat ik in mijn mond stop. De bijsmaak jaagt me de rillingen over de rug. Ik kijk opzij en zie dat mijn dochter ook niet echt geniet. ‘Wat zit er allemaal in?’ vraagt ze en ik haal mijn schouders op. ‘Ik weet het niet,’ antwoord ik, ‘ik kan geen enkele smaak thuisbrengen.’ Ik besluit het volgende hapje in de ketchup te laten verdrinken, voor ik het in mijn mond stop. Dat maakt de ‘niet zo happy burger’ iets beter weg te krijgen.
Een uur later wandelen we weer door de stad. We zijn het eens: de muntthee was oké, de onaangeklede sla ging ook, maar van de burger werden we allesbehalve happy. We bedenken dat je rauw voedsel misschien wel moet leren eten. Maar voorlopig zijn wij nog niet aan een dergelijk leerproces toe. ’s Avonds maak ik mangochutney en een curry met paprika, bloemkool, ui en kokosmelk. Dáár worden we allebei enorm gelukkig van.