Staalblauw – deel 1

December 2020

Mijn ogen doen pijn van het staren naar mijn beeldscherm. Ik moet even pauzeren, sta op en loop naar de keuken. Terwijl ik koffie in de espressomachine doe, kijk ik naar buiten. Het is koud en mistig, de rivier, even verderop, wordt door grijze mistflarden aan het zicht onttrokken. Op de smalle weg tussen de weilanden rijdt een zwarte BMW. Gek, denk ik, tegenwoordig zie je hier bijna nooit meer verkeer. De auto stopt aan het begin van het pad naar mijn erf. Ik houd mijn adem in, ik verwacht geen bezoek. Dan rijdt de BMW door en laat ik mijn adem met een luide zucht ontsnappen.

Met een kopje espresso in mijn hand loop ik terug naar mijn werkkamer. Biko, mijn hond, tilt zijn kop op en kijkt naar me terwijl ik langs zijn mand loop. Hij kwispelt even en keert dan weer terug naar de droom waaruit hij net ontwaakt is. Ik ga weer achter mijn bureau zitten en wil net een slokje koffie nemen, als ik een auto hoor. Biko komt zijn mand uit en loopt kwispelend naar de voordeur. Ik schrik toch nog van het geluid van de bel. Heel even blijf ik zitten, maar dan verman ik me en sta ik op.

De man op de stoep heeft een zwarte muts op; zijn neus en mond zijn bedekt met een mondmasker in dezelfde kleur. Donkere ogen kijken dwars door me heen. Hij zegt niets, reikt me een envelop aan, draait zich om en loopt naar de zwarte auto die hij dwars op het erf geparkeerd heeft. Ik kijk hem na tot hij met zijn BMW in de mist is opgelost. Dan pas kijk ik naar de envelop die hij me in de handen geduwd heeft. Blanco. Niets verraadt de inhoud, noch voor wie die bestemd is.

In mijn werkkamer laat ik de envelop op mijn bureau vallen. Wat moet ik hiermee? Openmaken, besluit ik dan maar. Ik pak de briefopener – een souvenir van een reis door Zuid-Afrika, lang geleden – en steek die in het smetteloze papier. In de envelop zit slechts een vel papier. De boodschap neemt het hele A4’tje in beslag en bloklettert: ESTHER: ZEG JAN DAT HIJ MOET BETALEN! DIT IS DE 1E WAARSCHUWING!

Ik lees die twaalf woorden nog eens en nog eens. En ik kan er geen chocola van maken. Esther, dat ben ik, maar wie is Jan? Mijn vriend heet Jos. Wie is die Jan en wat moet hij betalen? Aan wie? Waarom? En hoezo die waarschuwing?  Ik maak een foto van de dreigende tekst en stuur die naar Jos. Dit is net afgegeven, schrijf ik erbij. Zoals wel vaker reageert hij niet meteen op mijn berichtje.

Dan rinkelt mijn telefoon. Zonder te kijken wie er belt, neem ik op. ‘Wat is dat voor geks?’ vraag ik. De beller zwijgt even en dan hoor ik de stem van mijn collega: ‘Wat heb je het over, Esther?’ Ik reageer schaapachtig: ‘O, sorry Tim, ik dacht dat je Jos was.’ Tim grinnikt en zegt: ‘Ik ben nu wel benieuwd wat er is gebeurd.’ Ik besluit hem niet in te lichten. Meestal kan ik het goed met hem vinden, maar we wisselen nooit vertrouwelijkheden uit. Hij vertelt dat hij op kantoor is en zoekt naar een dossier. ‘Dat heb ik hier,’ zeg ik, ‘maar ik kom morgen even naar kantoor en zal het dan meenemen.’

Er zijn uren verstreken en Jos heeft nog steeds niet op mijn berichtje gereageerd. Ik vind dat niet zo heel gek, ben inmiddels wel gewend geraakt aan zijn onvoorspelbaarheid. ‘Kom,’ zeg ik tegen Biko, ‘dan gaan we naar buiten.’ Hij kwispelt achter me aan naar de gang, waar ik de riem aan zijn halsband vastklik. Eenmaal buiten besluit ik hem los te laten lopen. Enthousiast rent hij bij me vandaan, het pad af. In gedachten verzonken wandel ik achter hem aan. Ik denk aan de zwarte BMW, de mysterieuze bezoeker, de blanco envelop en de raadselachtige en dreigende boodschap daarin. Het dreigement aan het adres van Jan. Of toch van Jos? Wat weet ik nu eigenlijk over mijn vriend? We kennen elkaar nog maar een maand of drie. En Jos is niet bepaald een open boek.

Naar deel 2

2 gedachten over “Staalblauw – deel 1”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.