Categorie archieven: BLOG

En toen kwam jij

“En jij zei: Hoi, ik ben ‘m dan, die man die jij niet in één couplet vatten kan …”

Gaandeweg ben ik de tel kwijtgeraakt. Ik heb gedatet met een wandelaar die me in marstempo zijn omgeving liet zien, met een leugenaar die me helemaal naar de kust liet rijden, met een zonderling die me culinair in de watten legde, met een praatjesmaker die me een grote bek gaf. Daten werd een langdurig, leerzaam en soms pijnlijk proces dat me regelmatig de moed in de schoenen liet zinken. Toch weigerde ik alle hoop op te geven. Misschien heb ik aldoor geweten dat ik jou zou vinden. En jij mij.

Lees verder En toen kwam jij

Wachten op een knietje

Op de website van het Dickensfestijn heb ik gelezen dat de wachttijd kan oplopen tot anderhalf uur. Maar aan het begin van de Keizerstraat lijkt het mee te vallen met de drukte. Halverwege blijkt echter een onafzienbare rij mensen te staan. Lijdzaam sluiten we aan. We hoeven maar 350 meter te overbruggen naar het startpunt van de Dickensroute en de rij beweegt zich redelijk gestaag voorwaarts. ‘Het zal vast meevallen,’ zeg ik tegen mijn vriendin. Maar na enkele tientallen meters komt de rij tot stilstand.

Lees verder Wachten op een knietje

Mooie kop

Hij is breed en sterk. En brandweerman. En 51. Schrijft ie in zijn profiel. En dat hij Formule 1 en voetbal kijkt en graag luistert naar muziek die evenmin bij mijn smaak past. Toegegeven: hij heeft een bijzonder mooie kop, maar ik knap af op zijn profieltekst. Die laveert continu tussen machogedrag en taalfouten. Snel swipe ik zijn profiel naar links. Niks voor mij, ondanks die kop.

Lees verder Mooie kop

‘Deze huis?’

‘Baas is daar!’ zegt de eerste man die ik aanspreek. De volgende herhaalt min of meer exact die boodschap. Nummer drie dan, is hij de baas? Ook deze knul is het niet. En ook hij wijst naar een punt verderop in de straat. Daar wordt niet gegraven en zie ik niemand die de chef van deze ploeg zou kunnen zijn. Maar dan valt mijn oog op het mobiele toiletgebouwtje. De deur ervan vliegt open en er tuimelt een kogelrond mannetje naar buiten. ‘Baas?’ vraagt hij. Ik knik, waarna hij lacht: ‘Ik ben niet baas. Ik ben voorman.’ Hij lijkt er zo van onder de indruk dat ik hem wil spreken, dat hij vergeet de deur van de DIXI dicht te doen.

Lees verder ‘Deze huis?’

Een heel bed voor de kop

Nadat de adviseur van de seniorenbeddenwinkel  het hele assortiment van ‘ons bedrijf’ heeft besproken en aan de hand van een flitsende folder heeft laten zien, rondt hij zijn inleidende praatje af en begint hij over ‘onze bedden’. Ik onderbreek hem met de opmerking dat mijn moeder een nieuwe matras nodig heeft, niet een heel bed en dat ik dat ook uitdrukkelijk heb vermeld bij het aanvragen van dit adviesgesprek. ‘Haar bed en lattenbodem zijn nog prima,’ voeg ik eraan toe. ‘Lattenbodems,’ zegt hij, een beetje vies kijkend, ‘hebben we niet. Wij maken bóxspringbedden op maat.’

Lees verder Een heel bed voor de kop

Twee krakelingen

In afwachting van de oplevering van ons nieuwbouwhuis woonden mijn dochter en ik vijfien jaar geleden in een seniorenappartement in het centrum van Velp. Naast ons woonde een 88-jarige die heel trots was op haar leeftijd en geen gelegenheid voorbij liet gaan om te melden dat ze ’twee dubbele krakelingen oud’ was. Ik vond het zeer aandoenlijk en had het hart niet om haar te zeggen dat ’twee dubbele’ zou betekenen dat ze 176 jaar oud was. Of 32, het is maar hoe je rekent.

Lees verder Twee krakelingen

De vrouw die ik niet wilde zijn

Deze column wil al heel lang geschreven worden. Tientallen keren maakte ik een begin. Hem afmaken kon, nee durfde ik niet, bang voor wie er zwart op wit tevoorschijn zou komen: de vrouw die ik niet wilde zijn. Vandaag begon ik opnieuw. Omdat ik er klaar voor ben en hem nu eindelijk zonder angst kan schrijven.

Lees verder De vrouw die ik niet wilde zijn

Haastige spoed

Na het eten wandelen mijn dochter en ik nog even naar de supermarkt. Zij heeft nog ingrediënten nodig voor de muffins die ze als ‘welkom-thuis-traktatie’ voor haar vriend wil maken en ik ben tot de conclusie gekomen dat ik nog welgeteld één rol wc-papier in huis heb. We lopen niet snel; het is zelfs nu, acht uur ’s avonds, nog bloedheet. Op de heenweg keuvelen we wat over haar aanstaande verhuizing. Zij en haar vriend hebben een ander appartement weten te bemachtigen. Pure noodzaak, omdat het wonen op hun oude stek plotseling veranderde van niet zo comfortabel naar een enorme uitdaging.

In de supermarkt is het aangenaam koel, dus blijven we er wat langer hangen dan strikt noodzakelijk is. Met ieder een uitgevouwen opvouwbaar boodschappentasje aan de hand wandelen we na een minuut of twintig op ons gemak naar buiten. De hitte valt als een deken over ons heen. We zijn nog geen honderd meter gevorderd, of we horen iemand achter ons heel hard roepen: ‘Sorry!’ Wij kletsen rustig verder, als de betreffende mevrouw herhaalt: ‘Sórry!’ Tegelijkertijd kijken we om. Een graatmager type in hemdje en korte broek is ons tot op enkele meters genaderd en haalt ons dan puffend en hijgend in. Blijkbaar maken we niet genoeg ruimte voor haar sportieve uitbarsting, want ze holt rakelings langs mijn dochter en schreeuwt in het voorbijgaan: ‘Jézus, jóngens!’

Totaal verbouwereerd kijken we haar na, ons nog niet echt bewust van wat er zojuist gebeurde. Van verbazing zijn we stil blijven staan. Mevrouw verdwijnt al rennend uit het zicht. Vrijwel tegelijkertijd herhalen we haar ‘Jézus, jóngens!’ en schieten dan in de lach. Van wielrenners zijn we dit ‘ik-moet-erlangs-gedrag’ met bijbehorend geroep wel gewend, maar nog nooit had ik een aanvaring met een fietsloze sporter. De stoep in een winkelstraat is ook niet echt de uitgelezen plek voor extreme sportiviteit, lijkt mij. En dat in die hitte!

Plotseling moet ik ontzettend nodig plassen. ‘Kom, snel doorlopen,’ maan ik mijn dochter. Zij schudt haar hoofd: het is veel te warm om snel te lopen. ‘Ik knap zo meteen,’ voeg ik eraan toe. En omdat ze mij langer kent dan vandaag, begrijpt ze dat het me menens is. Sneller dan me, gezien de warmte, lief is, lopen we naar huis. Voor ons loopt een man achter een rollator zijn hondje uit te laten. Snel gaat dat niet, maar ik heb niet de geringste behoefte iets van ‘Jézus, man!’ naar hem te roepen en rakelings langs hem te scheren. In plaats daarvan groet ik hem vriendelijk in het voorbijgaan.

Thuis snel ik naar de wc. Pas als ik daar aangekomen ben, besef ik dat het wandelingetje-met-bijna-brokken me niet eens heeft opgeleverd waar het om begonnen was. Gelukkig heb ik nog één onaangebroken rol.

Net de Achterhoek

‘Ah,’ roept mijn oudste zus verrast, ‘jullie gaan naar Denemarken! Wat leuk, het is er net de Achterhoek.’ Charlotte en ik kijken elkaar aan. Lang geleden verliet ik mijn geboortegrond, maar we komen nog zeer regelmatig in de Achterhoek, omdat mijn moeder er woont. Het is er mooi, hoor, maar bij vakantie denk ik aan mij onbekende streken, verrassende landschappen en te ontdekken plaatsen. En om nu een heel eind te gaan rijden om zo ongeveer hetzelfde te zien als in de streek die ik ken als mijn broekzak … nee.

Lees verder Net de Achterhoek

Gedenkwaardig, bijzonder, mooi én hilarisch

Ik heb een nachtje bij mijn moeder gelogeerd en tegen half acht komt ze zingend de logeerkamer binnen. Dat bezorgt me een brok in de keel. Hoe bijzonder en mooi is het dat ik voor het eerst in … even rekenen … zo’n kleine dertig jaar op mijn verjaardag wakker word bij mijn moeder thuis? We ontbijten samen en zij blijft herhalen hoe fijn ze het vindt dat ik uitgerekend vannacht bij haar ben blijven slapen. En ik blijf antwoorden dat ik er ook van geniet.

Lees verder Gedenkwaardig, bijzonder, mooi én hilarisch